De EMDR-sessies (deel 1)

Vrijdag zijn we in therapie gestart met Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) om ervoor te zorgen dat ik geen last meer heb van beelden, herbelevingen en heftige schrikreacties. Het zien of horen van ambulances, ziekenhuis- of begrafenis scènes op televisie en lijkwagens, triggeren deze reacties bij mij omdat ik last heb van een posttraumatische stress stoornis (PTSS). In dit vorige artikel kun je lezen wat een PTSS precies is en hoe het tot stand kan komen. Het artikel dat je nu leest zal gaan over de EMDR behandeling waarmee ik kort geleden ben begonnen. In dit deel wordt de eerste sessie uiteengezet.
(Update: zie voor het vervolg op dit artikel ook deel 2 en deel 3)

Zenuwen

red carKen je dat fenomeen waar je na het kopen van een rode auto overal rode auto’s op straat tegenkomt? Of dat wanneer je zwanger bent je overal baby’s of andere zwangere vrouwen lijkt te zien?
Sinds mij een paar weken geleden werd voorgesteld om de behandeling EMDR weer te gaan proberen en ik daarover zou nadenken,  leek het wel alsof ik in plaats van rode auto’s alle ambulances van Amsterdam en omstreken ben tegen ben gekomen. Zelfs toen we vorige week de Grote Markt in Antwerpen opliepen om de wedstrijd België – Italië te gaan kijken stond daar pontificaal, onder het grote scherm, jawel: een Belgische ambulance. Helaas leek deze ook nog eens erg op een Nederlandse. Zelfs mijn vriend zei op dat moment: “Ze moeten je wel hebben hè?” (Het gaat er nog niet helemaal in dat ambulances HULPdiensten zijn, gezien mijn lichaam op het zien of horen reageert alsof er gevaar dreigt.)

Toen mijn behandelaar mij afgelopen vrijdagochtend vroeg hoe ik erbij zat, vertelde ik dat ik nog steeds somber ben en slecht slaap de laatste tijd. Ook vertelde ik dat ik meer last lijk te hebben van de PTSS, maar dat het zou kunnen komen vanwege het gaan starten met de EMDR behandeling. Door mezelf nerveus te maken over de EMDR, denk ik automatisch aan de beelden die we zullen gaan behandelen. Ondanks dat mij is uitgelegd dat tijdens de eerste sessie nog geen trauma’s zullen worden behandeld, was ik alsnog misselijk van de zenuwen.
Ze vertelde dat we eerst zouden beginnen met wat uitleg over reacties op stress, om vervolgens een oefening te gaan doen om te kunnen ontspannen, wat tevens zou kunnen helpen wanneer heftige gevoelens opspelen tijdens het denken aan de beelden.

EMDR

Wat EMDR precies is en hoe het werkt hebben we deze eerste sessie overgeslagen. Ik heb immers al eerder een EMDR behandeling gehad. Hieronder volgt een beknopte samenvatting:

“EMDR werd meer dan 25 jaar geleden voor het eerst beschreven door de Amerikaanse psychologe Francine Shapiro. Vervolgens werd deze procedure verder uitgewerkt en ontwikkeld tot een volwaardige en effectieve therapeutische methode voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een schokkende ervaring.

Hoe ziet EMDR eruit?
De therapeut zal vragen aan de gebeurtenis terug te denken, inclusief de bijbehorende beelden, gedachten en gevoelens. Eerst gebeurt dit om meer informatie over de traumatische beleving te verzamelen. Daarna wordt het verwerkings-proces opgestart. De therapeut zal vragen de gebeurtenis opnieuw voor de geest te halen. Maar nu gebeurt dit in combinatie met een afleidende stimulus. In veel gevallen is dat de hand van de therapeut (zie bovenste afbeelding). Er wordt gevraagd het hoofd stil te houden en alleen met de ogen de vingers van de therapeut te volgen. Het is ook mogelijk te werken met geluiden die door middel van een koptelefoon afwisselend links en rechts worden aangeboden (zoals ik dat bij de vorige keer EMDR kreeg), maar uit onderzoek is inmiddels gebleken dat het aanbieden visuele stimuli effectiever zou zijn.
Er wordt gewerkt met ‘sets’ (= series) stimuli. Na elke set wordt er even rust genomen. De therapeut zal de cliënt vragen wat er in gedachten naar boven komt. De EMDRprocedure brengt doorgaans een stroom van gedachten en beelden op gang, maar soms ook gevoelens en lichamelijke sensaties. Vaak verandert er wat. De cliënt wordt na elke set gevraagd zich te concentreren op de meest opvallende verandering, waarna er een nieuwe set volgt.

Hoe werkt het?
Een verklaring voor de werkzaamheid van EMDR is dat het terugdenken aan een nare herinnering in combinatie met het maken van oogbewegingen ervoor zorgt dat het natuurlijk verwerkingssysteem wordt gestimuleerd. Omdat een traumatische herinnering wanneer deze in gedachten wordt genomen zowel levendig als intens is, kost dit betrekkelijk veel geheugencapaciteit. Maar het zo snel mogelijk volgen van de vingers van de therapeut, zoals dat bij EMDR gebeurt, kost ook geheugencapaciteit. Door deze concurrentie van werkgeheugentaken is er weinig plaats voor de levendigheid en de naarheid van de herinnering. Dit biedt de patiënt de mogelijkheid om een andere betekenis aan de gebeurtenis te geven.”

Bron: Vereniging EMDR Nederland


Window of tolerance

Het volgende figuur werd op de flap-over getekend:

window of tolerance

Mijn behandelaar legde uit de window of tolerance wordt gebruikt om de werking van stress uit te leggen. Binnen de ‘window’ in het middelste gedeelte, de optimale arousal zone, zit iemand in wanneer het goed lukt om na te denken en bewust te handelen ondanks stressvolle situaties. Dit is de zone waarin EMDR effectief is; er is dan mogelijkheid tot ‘zelfgenezend vermogen’.
Wanneer iemand uit het kader naar boven schiet, komt diegene in de overlevingsstand, de hyperarousal zone, terecht. Vanuit de evolutie zijn er net als bij dieren, drie instinctieve reacties die mensen laten zien wanneer er gevaar dreigt; vechten, vluchten of bevriezen. (Ook wel bekend als de fight, flight en freeze responses.) Bij deze reacties wordt er niet bewust gehandeld; het lichaam reageert instinctief.
In het bovenste gedeelte, in de hyperarousal zone, bestaan de instinctieve reacties vooral uit vechten of vluchten. Bevriezen, dissociëren of flauwvallen, vindt plaats bij de ondergrens, oftewel de hypoarousal zone. In dat geval zakt iemand snel van de bovengrens naar de ondergrens en is het alsof diegene even op stand-by staat. Ook hier is er tijdelijk geen cognitief vermogen en ook dit is vanuit de evolutie een effectieve manier om te overleven. Denk aan ‘dood spelen’ om zo roofdieren te misleiden om op het juiste moment alsnog te kunnen vluchten.

Iemand die getraumatiseerd is, heeft een kleinere window of tolerance; de bovengrens en ondergrens liggen dichter bij elkaar waardoor er minder ruimte is voor de optimale arousal zone. Door middel van EMDR is het de bedoeling de window of tolerance te vergroten, want het is voor mensen veel effectiever om eerst na te denken en daarna te reageren. Zo voorkom je in de overlevingsstand te schieten, terwijl er geen reële dreiging is van gevaar.

Doordat ik 8 jaar geleden al eens EMDR heb gehad, is mijn window of tolerance al wat groter geworden. Wanneer ik in een herbeleving zit of beelden voor me zie, kan ik namelijk bedenken dat het niet echt plaatsvindt en dat ik dingen zie van vroeger.
Voorheen was het erg moeilijk om uit een herbeleving te komen, of om door het zien van beelden niet in een herbeleving te schieten. Al is het in mindere mate, nog steeds heb ik regelmatig last van beelden en herbelevingen. Hierbij heb ik ook vaak lichamelijke reacties zoals verstijven en trillen. Na een herbeleving volgt bij mij vaak een huilbui. Soms kan ik ook last hebben van dissociëren. In therapie heb ik wel eens dat wanneer ik aan het vertellen ben of nadat mij een vraag is gesteld, het ineens blanco wordt in mijn hoofd. Het lukt dan niet meer goed om na te denken, waardoor het moeilijk is het gesprek te vervolgen. Ik weet niet meer wat ik wilde vertellen en het lukt niet om antwoord te geven op vragen. Ook lijk ik dan geen emotie te voelen. Inmiddels kan ik er wel woorden aan geven wanneer dit gebeurt door te zeggen dat het niet lukt om na te denken, maar vroeger was ik alleen maar stil en voor me uit aan het staren, zoekend naar woorden. Iets wat erg het geduld van mijn groepsgenoten in groepstherapie op de proef stelde en ook erg lastig moet zijn geweest voor behandelaren.
Hopelijk lukt het ook nu door middel van EMDR om mijn huidige klachten te verminderen.

Ontspanning

namas'tay in bedVroeger had ik veel moeite met ontspanningsoefeningen. Ik vond het maar zweverig en het lukte ook nooit zo goed. Dit heeft denk ik enerzijds te maken met dat ik tijdens de oefeningen te zelfbewust ben en vooral bezig ben met; ‘wat ben ik in ’s hemelsnaam voor iets geks aan het doen. Het ziet er vast heel raar uit.’ Ook ben ik nou eenmaal altijd al een hardnekkige piekeraar geweest, waardoor mijn hoofd leeg maken een hele grote uitdaging is.
Ook ben ik wat nuchter. Als iets in mijn ogen ‘vaag’ of ‘zweverig’ wordt, voel ik veel weerstand opkomen. Mindfulness schijnt juist erg goed te zijn tegen piekeren en kan helpen om depressies te voorkomen, maar ondanks dat ik van zowel piekeren als depressies last heb, is mindfulness mij nog steeds te zweverig en iets waar ik nog weinig mee uit de voeten kan. Op het Depressiegala van 2015 zag ik trouwens een sketch van Marjolein van Kooten over mindfulness (met een rozijn), waar ik mezelf ontzettend in herkende.

Toch probeer ik er altijd wel voor open te staan. Zo heb ik mij moeten overgeven aan ontspanningsoefeningen bij mensendieck toen ik psychosomatische klachten kreeg ter gevolge van stress en chronische hyperventilatie. Het hielp! Blijkbaar had ik het nodig. Verder heeft het erg geholpen dat ik sinds mijn 18e een zangdocente heb die yoga-elementen in haar zanglessen integreert. Gezien mijn neiging tot piekeren en verkeerd ademen, doen we nog steeds standaard voor het inzingen een ontspanningsoefening waarbij ik soms zelfs op een matje op de grond moet gaan liggen. Wat ook scheelt is dat ik mij meer over mijn schaamte heen moet zetten bij de zangoefeningen dan bij de ontspanningsoefeningen. (Denk aan het nadoen van een brommer of een Teletubbie…)

Zo stond ik ook open om de vier elementen oefening te proberen. De oefening maakt gebruik van de vier elementen: aarde, lucht, water en vuur. Mijn therapeute vertelde dat ik deze oefening kan gebruiken om terug te keren in het hier-en-nu, maar ook om mij in stressvolle situaties te kunnen ontspannen.
We zouden één voor één de elementen afgaan:

Aarde
Neem even de tijd om te ‘aarden’ en terug te komen in het hier-en-nu. Plaats je voeten plat op de grond (of zorg ervoor dat in ieder geval je tenen de grond raken zoals in mijn geval), laat de stoel je gewicht dragen en kijk om je heen. Merk vervolgens in je omgeving 3 nieuwe dingen op die je nog niet eerder hebt gezien. Hoor je ook nog geluiden?

Lucht
Concentreer je op je ademhaling door je favoriete ademhalingsoefening te doen. Die van mij gaat als volgt:

Mijn zangdocente noemt het: ‘Het Vierkant van Vertrouwen’. Deze oefening vind ik fijn, omdat het visualiseren van een vierkant ervoor zorgt dat ik mijn gedachten ergens op moet richten. Dit zorgt ervoor dat ik mijn concentratie niet verlies en daardoor minder de kans krijg om te piekeren.

Het vierkant ziet er als volgt uit:
vierkanteadem7Je kunt deze oefening met je ogen open of je ogen dicht doen.
Bij het inademen visualiseer je dat er zich een lijn vormt van links naar rechts. Het helpt om deze lijn met je ogen te volgen (lijkt trouwens al bijna op EMDR).
Zodra je klaar bent met inademen, vormt zich terwijl je je adem even vasthoudt zich een lijn naar beneden. Bij het uitademen loopt de lijn van rechts naar links, om bij het even in houden van de adem zich aan te sluiten bij de bovenste lijn.
Wees je ervan bewust dat ademhaling een natuurlijk proces is en vanzelf gaat. Wanneer je je adem vasthoudt, voel je vanzelf de aandrang om weer in- of uit te ademen. Door toe te geven aan deze aandrang, kun je je adem als het goed is steeds iets langer vasthouden. Wanneer je gespannen bent heb je de neiging om hoog en snel te ademen. Deze oefening kan helpen je ademhaling weer terug te brengen naar een rustiger tempo.

Water
Bij angst of stress krijg je meestal een droge mond. Dit komt doordat je lichaam bij gevaar reageert door je spijsverteringssysteem af te sluiten. Door bewust speeksel aan te maken, kun je er zelf voor zorgen dat je spijsverteringssysteem weer wordt geactiveerd. Hiermee trigger je ook het gevoel van ontspanning dat hiermee in verbinding staat.
Dit zou een reden kunnen zijn waarom mensen na een spanningsvolle ervaring een kop thee of een glas water wordt aangeboden.

Vuur
Denk hierbij aan een fijne herinnering of visualiseer je een plek waar je je veilig voelt. Wat voel je en waar voel je het in je lijf wanneer je hieraan denkt? (Shapiro, 2013)

Mijn veilige plek

De herinnering of ‘veilige plek’ die ik had uitgekozen past ook bij het element vuur, want het is ook letterlijk een plek van warmte. Kenmerkend voor mij is ook dat ik er ontzettend veel tijd in heb gestoken om er zo één te bedenken; de herinnering/visualisatie moet immers van goede huize komen om tegen de heftige beelden op te kunnen. Ook wist ik uit eerdere ervaring dat het mij veel tijd en moeite kost om een prettige herinnering te kunnen bedenken. Iets wat wellicht te maken heeft met de depressie die sterk is afgenomen, maar nog niet helemaal weg is.

Uit de vorige keren EMDR weet ik nog dat mijn behandelaar van toen benoemde dat het haar opviel dat ik het zo alleen heb moeten doen in alle situaties/beelden die we tijdens de EMDR behandelden. Inmiddels besef ik me dat dát inderdaad het gevoel van onveiligheid en paniek oproept. De gedachte: ik sta er alleen voor en weet niet wat ik moet doen, hoort bij vrijwel alle trauma’s.
in your arms chef specialSinds ik een relatie kreeg met mijn huidige vriend, begon ik te ervaren dat ik er minder alleen voor sta. Wanneer er zich heftige situaties voordeden heb ik ervaren een bondgenoot te hebben. Ook hebben wij elkaar kunnen steunen. Het enige wat ik dan ook kon bedenken bij mij veilig voelen is wanneer hij zijn armen om mij heen heeft. De avond voor de eerste EMDR sessie lag ik in zijn armen tv te kijken en had dan ook een soort eureka-moment; Verrek, ik voel me nu veilig!

Installeren
Aangekomen bij het element vuur moest ik dus aan dit moment terugdenken. Mijn therapeute vroeg of ik het moment voor me zag. Toen ik knikte zei ze dat ze de handbeweging zou gaan doen en dat ik met mijn ogen haar vingers mocht volgen.
Van de vorige keer EMDR wist ik dat ik moeite had met de handbeweging en dat de koptelefoon met klikjes mij gemakkelijker afging. Bij het luisteren kon ik namelijk mijn ogen dichtdoen en bij de handbeweging zat ik op een gegeven moment de hele tijd naar de leuke oorbellen van mijn vorige therapeute te kijken. Gelukkig zat mijn therapeute nu niet tegenover me zoals op de animatie bovenaan dit artikel, maar zaten we in een andere opstelling. De stoelen stonden naast elkaar, maar de één keek uit op het raam en de ander keek uit op de deur, dus keken we beiden een andere kant uit. Doordat ze naast me zat, kon mijn therapeut gemakkelijk de handbeweging van dichtbij uitvoeren, terwijl ik verder niet door haar afgeleid werd.
De veilige plek werd op deze manier bij mij geïnstalleerd.

Vervolgens moest ik aan een situatie denken waar ik mee wil leren omgaan. Het leek me het makkelijkst om te starten met het zien van een ambulance, omdat mij dat dagelijks vaak overkomt wonend in Amsterdam.
“Wat heb je nodig om die situatie te kunnen doorstaan?”, was de vraag.
“Wilskracht en moed”, antwoordde ik.
“Denk aan een situatie waarin je het meeste moed en wilskracht heb getoond.”
Hier ging het al mis, want ik kwam direct terecht bij een situatie dat te maken had met het overlijden van mijn moeder en voelde de tranen al in mijn ogen branden. Ik twijfelde of deze situatie dan ook voldeed, dus probeerde ik op aanraden van mijn behandelaar een andere, meer recente situatie te bedenken.
“Denk aan iets wat je recent bent aangegaan en waar je moed voor nodig had”.
Aan het begin van de sessie vertelde ik nog over het sollicitatiegesprek voor mijn stage en dat ik tot mijn verbazing was aangenomen.
“Dan denk ik aan het sollicitatiegesprek. Ik was hierbij ook misselijk van de zenuwen, maar ik ben toch gegaan wat goed heeft uitgepakt.”, zei ik.

“Mooi, haal deze situatie voor je en vertel wat je om je heen ziet en hoort.”

Ik beschreef de kamer.
“Waar voel je in je lijf de wilskracht en moed?”, was de volgende vraag.
Na lang nadenken antwoordde ik voorzichtig: “in mijn armen?”  Ik had namelijk de neiging om mijn vuisten te ballen en vond dit wel een beeld dat zou kunnen horen bij vastberadenheid.
“Denk nu aan deze situatie en voel de wilskracht in je armen.”
Ze deed weer de handbeweging.
“Wat gebeurt er nu?”, vroeg ze toen ze klaar was.
Ik merkte op dat ik me wat zelfverzekerder voelde.

“Wat voor kwaliteit moet je in huis hebben om het beeld van de ambulance te kunnen doorstaan?”
Ik dacht na, maar er kwam niets anders in mijn hoofd op dan ‘gezond zijn’. Ietwat te rationeel misschien, maar de meeste mensen hebben gewoonweg weinig last van iets bij het zien of horen van een ambulance. Zij zijn gezond want zij hebben geen PTSS.
“Oké, houd dat zelfverzekerde gevoel vast en zie de ambulance voor je. Je bent een gezond mens en kan het beeld van een ambulance aan.”
De handbeweging volgde weer en we herhaalden dit twee keer.

Ik merkte op dat ik me al iets beter voelde, maar dat het wel moeilijk bleef.
Bij de herhaling veranderde er weinig.

the past 2Afsluiting

We evalueerden kort de sessie. Mijn behandelaar vatte samen dat ik het zien van een ambulance iets beter  kon doorstaan, maar dat het nog niet is wat het zijn moet. Ik vertelde dat het mij vooral opviel dat ik het nog steeds erg moeilijk vond om te bepalen waar ik in mijn lijf bepaalde emoties voel. Verder vond ik de ‘elementenoefening’ de moeite waard om inderdaad vaker te doen, omdat ik het stukje ‘aarde’ eigenlijk al toepas wanneer ik in een herbeleving zit om weer in het hier-en-nu te komen. Ik kijk dan om me heen en zoek aangrijpingspunten in voorwerpen waarvan ik weet dat ze in de realiteit bevinden en niet in de situatie van toen. Dit heb ik geleerd toen ik tijdens een groepstherapie in een herbeleving schoot en de therapeute mij vroeg dit te doen. Hierdoor lukte het mezelf uit de situatie van toen te trekken en dat lukt nu nog steeds vaak. Die andere elementen helpen hier misschien ook bij bedacht ik me.
Mijn therapeute stelde daarom voor om de elementen oefening voorafgaand aan de EMDR sessies te blijven doen. Ook adviseerde ze om dit ook thuis te oefenen.

Toen ik na deze sessie op straat liep, voelde ik me gek genoeg vrij angstig. Dit terwijl we deze sessie juist vooral prettige beelden hebben behandeld. Morgen heb ik mijn tweede EMDR sessie. Tussen de sessies door heb ik gemerkt dat ik sneller emotioneel ben en een korter lontje heb. Ook heb ik al meer last gehad van beelden dan gewoonlijk en reageer ik heftiger op sirenes. Verder lijk ik al wat minder zenuwachtig dan de vorige keer. Waarschijnlijk omdat nu ik al wat meer weet wat ik kan verwachten.

Ik ga het meemaken morgen (en doorstaan). 🙂

 

Bronnen:
Vereniging EMDR Nederland
Shapiro, F. (2013). Je verleden voorbij. Je leven opnieuw in handen met de zelfhulptechnieken uit de EMDR-therapie. Apeldoorn: Maklu.

Op het netvlies gebrand

In mijn vorige artikel: ‘Echt, Hema?’, waarin ik beschreef hoe moederdag en de sterfdag van mijn moeder mijn posttraumatische stress stoornis (PTSS) triggeren, kondigde ik al aan dat ik later in een ander artikel wat dieper in zou gaan op deze angststoornis. Het is nu later en dit is dat artikel. Een andere reden dat ik hier nu over schrijf, is dat ik vandaag zal starten met een behandeling dat gericht is op het behandelen van PTSS, genaamd: ‘EMDR’. Dit omdat beelden van gebeurtenissen die jaren geleden plaatsvonden, nog steeds ‘op mijn netvlies staan gebrand’ en ik soms weer opnieuw beleef.

Beschadigd

‘Traũma’ is van oorsprong een Oudgrieks woord en betekent: verwonding. Ooit werden hier alleen lichamelijke verwondingen mee bedoeld, maar inmiddels is bekend dat er ook psychische verwondingen bestaan; psychotraumata.

invisible woundsEen psychotrauma kan ontstaan na het ervaren van een schokkende gebeurtenis. In veel gevallen zijn dit zeer ingrijpende, bedreigende en schokkende gebeurtenissen, die zorgden voor een gevoel van onveiligheid. Men schat dat ongeveer 80% van alle mensen gebeurtenissen meemaakt die als buitengewoon naar en heftig ervaren kunnen worden (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2016).

De dagen en weken na een psychotrauma ontwikkelt bijna iedereen symptomen van stress. Gedurende de daarop volgende maanden verminderen bij de meeste mensen de symptomen totdat ze verdwenen zijn (Fonds Psychische Gezondheid, 2016). Zoals de naam dus eigenlijk al zegt, is een posttraumatische stress stoornis (PTSS) een stoornis waarbij na geruime tijd van het ervaren van een trauma, de stress-symptomen niet uit vanzelf weer verdwijnen, maar aanwezig blijven. Volgens de DSM IV moeten de symptomen minimaal langer dan een maand duren en de stoornis leiden tot beperkt functioneren (in beroep of relatie) om een posttraumatische stress stoornis te kunnen vaststellen. Ongeveer 5 tot 10% van de mensen die een psychotrauma hebben doorgemaakt, krijgen last van een PTSS (van Hinsberg, 2008).

Complexe PTSS

Door clinici wordt ook gesproken van een specifieke vorm van PTSS, namelijk ‘complexe PTSS‘. Ondanks dat de term regelmatig gebruikt wordt, is niet helemaal duidelijk wat er precies complex is. Met complexe PTSS wordt bedoeld: de aanwezigheid van een brede variëteit aan symptomen van stoornissen op zowel as I* als as II* die in verband worden gebracht met herhaalde en langdurige interpersoonlijke traumatisering in de vroege jeugd, te weten voor het 14de jaar. Dit noemt men ook wel complex trauma (Bicanic, de Jongh, & ten Broeke, 2015).

Het komt erop neer dat deze vorm van PTSS zich kenmerkt, doordat er naast de kenmerken van PTSS er nog symptomen van andere psychische stoornissen aanwezig zijn bij de persoon. Vaak door langdurige trauma’s in de jeugd.

* Assen die gebruikt worden bij het stellen van diagnoses door middel van de DSM-IV. Klik hier voor meer uitleg over de DSM-IV.

Er zijn verschillende behandelingen mogelijk voor PTSS, zoals o.a. traumagerichte cognitieve gedragstherapie, Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) en Narratieve Exposure Therapie (NET). De eerste twee behandelingen zijn volgens onderzoek het meest effectief gebleken (van Hinsberg, 2008). Soms wordt ook medicatie ingezet als onderdeel van traumaverwerking. Gezien ik zelf alleen ervaring heb met de behandeling EMDR, zal ik in dit artikel alleen op deze behandeling verder in gaan.

Symptomen

De klachten die voorkomen bij een PTSS zijn onder te verdelen in de volgende 3 clusters:

Herbelevingen:

  • dreamcatcher lightsBij een herbeleving lijkt het alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw meegemaakt wordt. Iemand ziet, ruikt, hoort, proeft en voelt alles weer zoals het moment waarop het gebeurde.
  • Regelmatig nachtmerries hebben en onrustig slapen.
  • Herinneringen hebben aan de gebeurtenis die steeds weer terugkomen.
  • Wanneer aan de gebeurtenis wordt gedacht, krijgt iemand last van hartkloppingen, trillen, zweten en kan iemand niet goed meer ademhalen. Een gevoel van verlamd van angst zijn.

Vermijding:

  • Bij vermijding gaat iemand alles uit de weg wat aan de traumatische gebeurtenis doet denken. Zo beschermt iemand zichzelf tegen de heftige emoties. De hele gebeurtenis of bepaalde momenten eruit worden ‘vergeten’. Dit wordt verdringing genoemd.
  • Soms voelt iemand helemaal niets meer en wordt alles op de automatische piloot gedaan.
  • Er wordt ontkend wat er is gebeurd en ervoor weggevlucht door bijvoorbeeld keihard te werken of overmatig te drinken.
  • Weigeren om te praten over wat er is gebeurd en zich afsluiten voor de mensen om in zijn/haar omgeving.

Gedrag en gevoelens:

  • Voortdurend gespannen en ‘opgefokt’ voelen.
  • Snel het geduld verliezen en snel boos worden.
  • Last hebben van plotselinge huilbuien.
  • Snel schrikken en overgevoelig zijn voor elke onverwachte situatie of gebeurtenis.
  • Gevaarlijke situaties opzoeken; bijvoorbeeld veel te hard rijden.
  • Verdovende middelen gebruiken zoals drugs en alcohol.
  • Somber zijn, en niets leuk of interessant vinden.
  • Snel schuldig voelen aan het gebeurde en zichzelf verwijten maken: ‘Had ik maar (niet)…’
  • Zich minderwaardig voelen.
  • Slecht kunnen concentreren.
  • Doodmoe zijn, maar kunt toch moeilijk kunnen inslapen of doorslapen.
    (Fonds Psychische Gezondheid, 2016)

In deze animatie door een Australisch behandelcentrum, wordt weergegeven hoe PTSS zich bij iemand kan uiten.

Oorzaak en gevolg

Of er na een schokkende gebeurtenis een PTSS wordt ontwikkeld hangt van 4 verschillende factoren af .

Wat voor gebeurtenis was het?
Of iemand een PTSS krijgt, hangt af van de soort gebeurtenis, hoe erg het was en hoe lang het duurde. Ook hoe machteloos en bang iemand zich voelde. Schokkende ervaringen die alleen meegemaakt worden, zoals een verkrachting of overval, blijken moeilijker te verwerken dan een gebeurtenis waar meerdere mensen bij betrokken waren, zoals een vliegramp. Belangrijk is ook of de schokkende gebeurtenis één keer of vaker is voorgekomen. Schokkende gebeurtenissen die lang duren of die steeds opnieuw voorkomen, blijken moeilijker te verwerken. Voorbeelden van eenmalige trauma’s zijn: een auto-ongeluk, een inbraak of de plotselinge dood van een geliefde. Schokkende ervaringen die vaker voorkomen zijn onder meer: incest, mishandeling en oorlogservaringen (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2016).

Hoe was de opvang?
De opvang na de schokkende gebeurtenis is erg belangrijk; het krijgen van steun uit de omgeving, voldoende gelegenheid om over de ervaring te vertellen, het gevoel begrepen te worden en terecht kunnen bij een vertrouwd persoon. Hoe beter de opvang is, des te beter de verwerking (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2016).your story is defined

Hoe is de persoonlijkheid?
Elk mens zit anders in elkaar. Dat maakt ook verschil voor de verwerking van het trauma. Mensen die goed over hun gevoelens kunnen praten, lopen minder kans op een PTSS dan mensen die gesloten en verlegen zijn. Mensen die door het leven wandelen verwerken een schokkende gebeurtenis ook makkelijker dan mensen die het leven als zwaar ervaren. Dat geldt ook voor mensen die gemakkelijk steun kunnen accepteren. Het helpt wanneer iemand accepteert dat na een schokkende gebeurtenis iemand zich een paar weken angstig en somber zal voelen (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2016).

Hoe wordt er op de gebeurtenis teruggekeken?
De betekenis die de gebeurtenis heeft, is van invloed op het verwerkingsproces. Sommige mensen gaan hun leven door de schokkende gebeurtenis extra waardevol vinden. Pluk de dag! Of ze bedenken hoeveel geluk ze nog hebben gehad in vergelijking met andere mensen. Zulke gedachten maken de verwerking van de gebeurtenis gemakkelijker. Omgekeerd kunnen bepaalde ideeën de verwerking moeilijker maken. Een voorbeeld is als iemand ervan overtuigd is dat het ongeluk altijd juist hem of haar treft (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2016).

Neurologisch
Uit onderzoek is gebleken dat een PTSS zichtbaar is in de hersenen. Ondanks dat er nog niet veel bekend is over angst en de hersenen, is wel duidelijk geworden dat verschillende stoffen, de zogenaamde boodschapperstoffen (ook wel neurotransmitters genoemd) brain-with-ptsdin de hersenen een rol spelen bij het overbrengen van informatie. De balans en de beschikbaarheid van deze boodschapperstoffen is bij een PTSS verstoord geraakt, waardoor sommige delen van de hersenen te actief en andere juist te weinig actief zijn. Bij een geslaagde behandeling blijkt deze balans zich weer te herstellen (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2016) .

Ook hebben sommige mensen met PTSS een kleinere hippocampus. Dat is het deel van de hersenen waar onder andere het geheugen zit. Geheugenproblemen bij mensen met PTSS zouden hierdoor verklaard kunnen worden. Een hypothese is dat door een hoog cortisol-gehalte (hormoon dat vrijkomt bij stress), celsterfte in de hippocampus wordt veroorzaakt. Na geslaagde traumabehandelingen is vastgesteld dat bij sommige mensen het volume van de hippocampus weer is toegenomen (van Hinsberg, 2008). Nogmaals: er zijn redelijk wat hypotheses over wat PTSS met de hersenen zou doen, maar er is nog weinig écht bekend.

Levendige herinneringen

Zoals te lezen is in het interview in Folia, kan ik me de avond waarop mijn broer zelfmoord pleegde en de daaropvolgende ochtend nog goed herinneren. Zo goed zelfs, dat wanneer ik er aan terugdenk, ik gevoelens die ik op dat moment had soms opnieuw ervaar.
In de brugklas deelde mijn docente Nederlands een stencil met het alfabet in gebarentaal uit. Ik begon plotseling te huilen en kon niet meer stoppen. Door klasgenootjes werd ik begeleid naar een leeg klaslokaal, terwijl de docente mijn mentrix opzocht. Tijdens het gesprek met mijn mentrix besefte ik me dat het stencil mij erg aan mijn broer deed denken omdat hij alleen in gebarentaal kon communiceren. Waarom ik daar zo intens verdrietig van werd,  snapte ik nog niet; mijn broer was destijds al 8 jaar overleden. Ik schaamde me rot. Wel was duidelijk dat dit ene stencil een hoop bij mij had losgemaakt gezien de vele huilbuien, schuldgevoelens en gevoelens van zelfhaat die nog maanden na deze middag volgden… Het gesprek dat ik met mijn mentrix had, was de eerste keer dat ik met iemand inhoudelijk sprak over mijn broers overlijden. Doordat ik door deze zelfde mentrix werd doorverwezen naar een GGZ instelling (ze was tevens vertrouwenspersoon), lukte het steeds beter om er over te praten.

Ook gebeurtenissen omtrent het ziekbed en overlijden van mijn moeder, staan mij nog helder bij. Nadat mijn moeder was overleden kreeg ik last van slecht slapen, nachtmerries, schuldgevoelens en de geur van ziekenhuis. Moeilijk te omschrijven, maar onmiskenbaar als je het ruikt. Alleen rook ik de geur op een gegeven moment in een schoenenwinkel of al wandelend in het bos. Later begon ik ook op mijn school ineens vanuit mijn klaslokaal een ziekenhuis gang te zien in plaats van de gang van mijn school en beleefde ik soms dat ik door deze ziekenhuisgang rende zoals ik dat ook had gedaan op de dag van haar overlijden. Ik wist dat ik op school zat, dus dat het niet klopte. Desondanks werd ik zo overspoeld door schrik, angst en verdriet, dat het lastig was te kunnen nadenken. Ik denk dat een herbeleving een beetje vergeleken kan worden met het dragen van de Oculus Rift, zo’n nieuwe virtual reality bril; je weet ergens wel dat het niet echt gebeurt,

dwdd

Klik hier om het fragment te bekijken.

maar desondanks valt Mathijs van Nieuwkerk bij DWDD wel bijna van zijn stoel bij het zien dat hij in een achtbaan zit en op het punt staat om steil naar beneden te storten. Het is dan ook geen surreële gebeurtenis; het kan echt plaatsvinden. Sterker nog; het heeft als het gaat om een herbeleving al eerder plaatsgevonden.

 

Het zien van ambulances en/of het horen van sirenes en het tegenkomen van rouwauto’s zijn bij mij nog steeds triggers voor het zien van beelden en het ervaren van herbelevingen van nare gebeurtenissen die ik tijdens de ziekteperiode en het overlijden van mijn moeder had meegemaakt. Het overheersen van deze heftige gebeurtenissen heeft als gevolg dat ik nog steeds weinig fijne herinneringen aan mijn moeder kan terughalen.

De diagnose

Het krijgen van de diagnose PTSS vond ik verwarrend. Dat is toch iets dat soldaten hebben nadat ze hebben gevochten in de oorlog? Ik googelde naar PTSS en las voornamelijk over oorlog, aanslagen, natuurrampen, auto-ongelukken, overvallen, misbruik en mishandeling als oorzaken van PTSS. Hoe kan ik de diagnose hebben zonder dat ik (gelukkig!) al deze dingen niet heb meegemaakt? Mijn therapeute legde uit dat er bij mij toch sprake zijn van trauma’s, doordat ik in de situaties rondom het overlijden van mijn broer en moeder onder veel stress heb gestaan en mij vooral erg alleen heb gevoeld. Ik had niemand die er voor mij was (opvang) en mij kon steunen bij deze heftige gebeurtenissen. Bovendien herkende ik wel veel symptomen van PTSS, waardoor met behulp van een vragenlijst de diagnose vastgesteld kon worden.

EMDR in het hier en nu

Sinds mijn 18e tot en met de dag van vandaag heb ik de diagnose PTSS. Op mijn 18e kreeg ik voor het eerst EMDR therapie.  Er zijn inmiddels nieuwe ontwikkelingen, waardoor EMDR tegenwoordig wellicht wat anders wordt toegepast dan toen.
Toen mijn behandelaar opperde om opnieuw EMDR te proberen, had ik mijn twijfels. Het zou toch niet werken omdat de PTSS te complex was? Daarom werd de EMDR toentertijd immers gestopt. Ook besefte ik me dat ik de klachten onterecht had geaccepteerd als iets wat vervelend is, maar nou eenmaal bij mij hoort en waar ik niet meer vanaf ga komen. Daarnaast heb ik net een vrij zware periode van een aantal maanden achter de rug. Wil ik echt nu de depressie minder is geworden zo’n intensieve behandeling aangaan? Het is immers bekend dat het eerst slechter zal gaan, voordat het beter zal worden.
Ze begreep mijn twijfels en stelde voor om te overleggen met een collega die EMDR supervisor is. Na het overleg liet ze weten dat door nieuwe ontwikkelingen duidelijk is geworden, dat er niet altijd ‘gestabiliseerd’ hoeft te worden. Dit komt omdat er nu oefeningen en hulpmiddelen zijn die ervoor zorgen dat de EMDR minder heftig hoeft te zijn dan vroeger. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat het niet uit maakt of er gestabiliseerd is voor de EMDR of niet; het resultaat is hetzelfde (Bicanic, de Jongh, & ten Broeke, 2015).

Grappig feitje tussendoor: de EMDR supervisor waarmee mijn behandelaar overlegd heeft, is dezelfde therapeute die mij behandeld heeft met EMDR toen ik 18 was en toen nog in de leer was. Ze blijkt toevallig in hetzelfde gebouw als mijn huidige behandelaar te werken en als ik het goed heb begrepen leidt zij nu zelfs mijn huidige behandelaar op. Ook nu zullen de EMDRsessies dus met mijn toestemming worden opgenomen. Bizarre samenloop van omstandigheden, maar wel grappig.

Wat ik heb besloten?
Ik ga de EMDR aan en laat het op me afkomen.
Wordt herh…, ik bedoel: vervolgd…

Lees ook: ‘De EMDR-sessies (deel 1)‘ en ‘De EMDR-sessies (deel 2)‘ om te lezen hoe de EMDR mij vergaan is.

img2-dont-let-the-past-steal-your-future-wall-sticker-adesivo-da-muro

Bronnen:

Bicanic, I., de Jongh, A., & ten Broeke, E. (2015). Stabilisatie in traumabehandeling bij complexe PTSS: noodzaak of mythe? Tijdschrift voor psychiatrie, 332-339.

Fonds Psychische Gezondheid. (2016). PTSS. Opgeroepen op juni 17, 2016, van Psychische Gezondheid: https://www.psychischegezondheid.nl/ptss?tab=1

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. (2016). Posttraumatische Stress Stoornis. Opgeroepen op juni 17, 2016, van Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie: http://www.nvvp.net/cms/showpage.aspx?id=1514

van Hinsberg, J. (2008). Veranderingen in de hersenen voor en na behandeling van een Posttraumatische Stress Stoornis. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

 

Echt, HEMA?

“Voor alle soorten moeders, ook moeders die er niet meer zijn: nu 100 kleuren nagellak.” Zo luidt de boodschap uit de laatste moederdag-commercial van de winkelketen HEMA. Ik schoot er in de eerste instantie van in de lach; menen ze dit echt?! Welk briljant persoon heeft deze reclame bedacht? Maar moederdag vieren met een moeder die er niet meer is, op wat voor leeftijd en om wat voor reden dan ook, blijkt een dooie boel en eigenlijk ook niet zo grappig.

Moederdagcadeau tips
Het idee van de HEMA commercial is best mooi; hoewel iedere moeder anders is, ze zijn allemaal op hun eigen manier mooi en verdienen daarom op moederdag een cadeau (van de HEMA). Daarbij lijken ze –  heel tactvol – ook te willen stilstaan bij moeders die overleden zijn. Toch slaan ze vervolgens met de tip: 100 kleuren nagellak, helaas gigantisch de plank mis. De versie op YouTube heeft HEMA inmiddels aangepast. Die op TV ook, hoorde ik zo net van een Twitteraar. Heel netjes van ze, al heeft HEMA niet gereageerd toen ik hen hierover (ook netjes) een vraag stelde op Twitter. Volgens LINDAnieuws was ik niet de enige die hierover struikelde. Desondanks vergeef ik je voor je fout HEMA, écht. De bedoeling was goed.

Toch struikel ik ook over alle andere moederdag reclames. Niet omdat die ook niet kloppen, maar omdat je er mee wordt doodgegooid. Ze confronteren mij overal waar ik ben met het feit dat ik moederdag niet meer met mijn moeder kan vieren. Het lijkt me overal te achtervolgen deze maand: in zowat alle winkels die ik bezoek of passeer, op de radio, op TV en ook terwijl ik bij de halte op de bus sta te wachten. Het lijkt wel steeds meer om commercie te draaien dan het daadwerkelijk in het zonnetje zetten van moeders.
Een winkelmedewerkster hoorde mij van de week met een vriendin over de HEMA reclame praten en zei: “Oh, die reclame vind ik zó mooi gedaan!”. Ik legde haar voor dat ik nagellak in 100 kleuren een beetje een gekke cadeautip vind voor de zogenoemde ‘moeders die er niet meer zijn’. Ze zei dat ze zich dit niet had gerealiseerd en vertelde vervolgens dat zij het in haar winkel lastig vindt om mensen te benaderen voor hun eigen moederdag-actie: “Ik weet dat niet iedereen nog een moeder heeft en ik dus niet zomaar op hen kan afstappen, maar ik moet tóch verkopen.”

PTSS triggers
It's mayNaast dat moederdag moeilijk is vanwege het missen van een moeder om deze voor haar bestemde dag mee te vieren, vindt het ook nog eens plaats vlak voor de sterfdag van mijn moeder. Bijna 10 jaar geleden kocht ik een moedercadeau voor mijn moeder. Ze overleed echter zonder het te hebben ontvangen of gezien te hebben.
Zo zijn moederdag en de sterfdag van mijn moeder door deze associatie nóg meer onlosmakelijk met elkaar verbonden geraakt. Ondanks dat ik erg van de lente houd, is de maand mei dus niet bepaald mijn favoriete maand van het jaar… Rond deze periode ben ik namelijk lichtgeraakt, snel emotioneel, krijg ik sneller een flashback dan gewoonlijk en raak ik sneller in een herbeleving. Dit komt omdat ik na het overlijden van mijn moeder last kreeg van een post traumatische stress stoornis (PTSS). Kenmerken van deze psychische aandoening zijn onder andere het ervaren van flashbacks en herbelevingen van de traumatische gebeurtenis. Later zal ik in een ander artikel (zie: ‘Op het netvlies gebrand‘) nog wat uitgebreider ingaan op wat PTSS precies inhoudt en hoe dat bij mijzelf tot uiting komt.

Moederdag survival tips
Om toch op een fijne manier moederdag door te komen, heb ik een aantal tips op een rijtje gezet die ik zelf door de jaren heen heb gehoord of zelf heb bedacht/uitgeprobeerd. Voor ‘sterfdagen’ (bij gebrek aan een beter woord), zou je deze tips ook kunnen gebruiken.

  • Herdenk je moeder (met of zonder iemand) door middel van het bezoeken van het graf of een andere symbolische plek en/of brandt een kaarsje voor haar.
  • Koop alsnog een bos bloemen of iets anders waar zij van hield en plaats het evt. naast een foto van haar in huis.
  • Haal herinneringen op met je gezin of andere mensen die jouw moeder hebben gekend.
  • Schrijf een brief aan je moeder en vertel daarin wat je aan haar kwijt zou willen. Het kan zijn dat je wilt zeggen hoeveel je haar mist, maar ook onuitgesproken boosheid kan op deze manier wellicht een plek krijgen. Je hoeft het niet persé aan een vlieger vast te maken, mag wel. (Sorry, flauw…)
  • Koop een moederdagcadeau voor iemand anders en vier moederdag met bijvoorbeeld je oma, stief-/schoonmoeder of een andere zorgzame vrouw in je leven.
  • Zoek afleiding en ga iets doen wat je leuk vindt om niet te veel stil te hoeven staan bij moederdag. Vraag eventueel een vriend of vriendin mee.

Ik rouw van jou
Een psychotherapeute deelde tijdens therapie eens dat zij haar moeder zelf ook op jonge leeftijd had verloren. Dit vond ik zó steunend! Daarnaast gaf zij aan dat ‘familiedagen’ als moederdag en kerst altijd wel moeilijk zullen blijven, maar ook belangrijke life-events zoals een eventuele bruiloft of het moment dat je zelf moeder wordt zullen pittig blijven. Toch denk ik dat ik na de geboorte van mijn eerste kind moederdag in ieder geval eindelijk weer wat leuker zou gaan vinden.

Bij dezen wil ik in ieder geval iedereen – in wat voor gezinssamenstelling dan ook of het om wat voor reden dan ook moeilijk heeft – veel sterkte en desondanks een fijne dag toewensen. Dit geldt voor aanstaande moederdag, maar ook elke andere (ook niet-commerciële) dag waarop het gemis van een dierbare extra voelbaar is.

Tot slot nog een tip van een mijns inziens wijze en inspirerende vrouw:JK tweet

Lang zal ze leven?

Waarschuwing vooraf: denk goed na of je dit artikel wilt lezen. Ik wil het taboe op zelfmoord doorbreken door er over te schrijven, wetende dat het onderwerp ook triggerend kan zijn wanneer je al kampt met gedachten aan de dood.
Herken je deze gedachten: praten kan helpen… echt. www.113online.nl

 


De laatste tijd lijkt er in de media veel te doen omtrent het onderwerp euthanasie/zelfmoord. Zo raakte de Levenseindekliniek in opspraak door de gelijknamige documentaire, stonden de kranten vol met het bericht dat BN’er Wim Brands zichzelf van het leven heeft beroofd en hoorde ik afgelopen week het bizarre nieuws dat in een Canadees dorpje op één dag 11 mensen een zelfmoordpoging deden. Daarnaast was het afgelopen week in Amerika ‘Depression Awareness week’. In other news: ik ben vandaag jarig. Dit leek me een uitstekende gelegenheid om dit onderwerp te bespreken en daarmee te proberen het taboe te doorbreken.

Cijfers
Veel mensen in Nederland krijgen in hun omgeving ooit met suïcide of een poging daartoe te maken. Gemiddeld maken jaarlijks zo’n 1500 mensen in Nederland een einde aan hun leven. Het aantal mensen dat erover denkt, ligt veel hoger: boven de 400.000. Van deze mensen doet bijna een kwart een suïcidepoging. Bij 14.000 mensen zijn de gevolgen hiervan zo serieus dat ziekenhuisopname nodig is.
Vrouwen overwegen vaker dan mannen om hun leven te beëindigen en doen ook meer pogingen. Twee keer zoveel mannen maken daadwerkelijk een einde aan hun leven. Jongeren in de puberteit en ouderen zijn een extra kwetsbare groep. Eén op de zes jongeren denkt wel eens aan suïcide. Die gedachten kunnen uitmonden in zelfverwonding of pogingen tot suïcide. In driekwart van de gevallen gebeurt dat impulsief en/of onder invloed van alcohol of drugs. Ouderen maken verhoudingsgewijs vaak een einde aan hun leven. Verklaringen hiervoor zijn met name depressie, eenzaamheid, verlies, conflicten in de familie en lichamelijke aandoeningen.
Bron: Fonds Psychische Gezondheid

Hoe komt het?
Volgens Alen Frances in het boek ‘Stemming en Stoornis‘ komen gedachten omtrent zelfdoding voort uit de door de depressie veroorzaakte sterke vervormingen van het cognitief denken. Iemand met suïcidale gedachten is er van overtuigd geraakt dat het leven met zijn/haar hele toekomst niets meer zal worden of minstens even ellendig zal zijn als het heden. Hij of zij verliest het feit uit het oog, of kan niet geloven, dat bijna iedereen met een depressie er weer bovenop kan komen en dan zowel het verleden als de toekomst er heel anders (realistischer) uit zal zien (Frances & First, 1999).
Met andere woorden: suïcidale gedachten zijn een verstoring in het denken.

e67bab2b9e81539a794beb1d38ffe7f2In het boek ‘Piekeren over zelfdoding‘ staat dat gedachten aan zelfdoding vaak ontstaan in reactie op problemen die groot en onoplosbaar lijken. Denken aan zelfdoding kan dan ook een vorm van zelfbescherming(/copingsstrategie) zijn: je beschermt jezelf hiermee tegen een nog groter onheil, door te moeten leven met een uitzichtloos toekomstperspectief, door te moeten leven met ondraaglijke gevoelens van eenzaamheid, of door te moeten leven en te voelen dat je helemaal geen gevoel meer hebt zoals voorkomt bij een depressieve aandoening. Sommige mensen geven bijvoorbeeld aan dat zij euthanasie zouden willen plegen wanneer zij dement zouden worden of na een ongeluk zouden moeten leven als ‘kasplantje’. Ook hierbij is de gedachte aan zelfdoding een geruststellende en/of beschermende gedachte. Het wordt pas problematisch, wanneer je geen controle meer hebt over gedachten aan zelfdoding en je blijft hangen in eindeloze piekergedachten. In het Frans wordt piekeren dan ook treffend torturer l’esprit genoemd: het martelen van de geest (Kerkhof & van Spijker, 2012).

Het Fonds Psychische Gezondheid stelt in hun brochure over suïcide dat mensen die een einde aan hun leven maken, op het moment dat ze dat doen bijna altijd depressief zijn. Toch is een depressie zelden de enige oorzaak van een suïcide. De meeste mensen met een depressie maken geen einde aan hun leven, maar de kans dat ze dat doen is wel groter dan bij mensen die geen depressie hebben. Extra risico lopen mensen die net met antidepressiva zijn begonnen. Het duurt enkele weken voordat deze medicijnen tot verbetering van de stemming leiden. In die periode is de kans op suïcide verhoogd. Het is niet duidelijk waarom dat zo is. Het is wel een reden om dan extra alert te zijn.
Alen Frances noemt in zijn boek een andere situatie waarin men extra alert moet zijn, namelijk; wanneer iemand met een zware depressie wat meer energie lijkt te krijgen. Dit komt doordat wanneer er sprake is van een ernstige depressie, mensen vaak niet de fut of besluitvaardigheid hebben om de gedachten over zelfdoding om te zetten in acties. Het kan zo maar zijn dat wanneer iemand weer opkrabbelt, wel weer voldoende fit is om een actie als zelfdoding inderdaad uit te voeren, maar nog niet om van tevoren met rationele gedachten de consequenties van deze actie te overzien.

Risicofactoren
In het vorige kopje werd duidelijk dat niet alleen het hebben van een depressie een oorzaak hoeft te zijn voor het hebben van suïcidale gedachten. Uit onderzoek is bekend dat suïcide vaker voorkomt bij mensen die al eerder een poging hebben gedaan.  Hier volgt een opsomming van een aantal risicofactoren van suïcide:Hold on pain ends lyka

  •  Psychische problemen. Mensen met een depressie of depressieve klachten, schizofrenie, een psychose, persoonlijkheidsstoornissen of een alcohol- of drugsverslaving vormen een belangrijke risicogroep.
  • Traumatische of schokkende ervaringen. Nare gebeurtenissen uit het verre of recente verleden zijn een risicofactor. Zoals de dood van een dierbare, seksueel misbruik, lichamelijke of emotionele mishandeling of marteling, dreigende pijnlijke onthullingen en abrupt verlies van vrijheid of sociale status.
  • Eerdere ervaringen met suïcide (in de omgeving). De helft van de mensen die een einde aan hun leven maken, heeft dat eerder geprobeerd. Suïcide komt ook vaker voor bij mensen die dit in hun omgeving hebben meegemaakt. Deze mensen kunnen suïcide als een mogelijke oplossing van problemen gaan romantiseren of raken ‘aangestoken’ door de voorbeelden. Suïcide komt ook in bepaalde families en regio’s meer voor dan in andere.
  • Iemands persoonlijkheid. Een verhoogd risico lopen mensen die impulsief of agressief op problemen reageren, erg onzeker zijn over zichzelf, moeilijk problemen kunnen oplossen, erg streng voor zichzelf zijn en erg zwart-wit denken, makkelijk in de war of teleurgesteld raken of snel wanhopig zijn.
  • Sociale kenmerken. Van mensen in moeilijke sociale of economische situaties is bekend dat zij een groter risico lopen. Voorbeelden zijn mensen die erg eenzaam zijn, mensen met een ernstige lichamelijke aandoening of dodelijke ziekte, asielzoekers en vluchtelingen die een marginaal bestaan leiden. Ook ouderen boven tachtig jaar en jongeren in de puberteit lopen een groter risico.Bron: Fonds Psychische Gezondheid

muchpainNaast bovenstaande risicofactoren, spelen factoren als draagkracht en draaglast ook een rol. De draaglast (belasting) wordt gevormd door factoren en eisen uit je omgeving die spanning veroorzaken. De draagkracht (belastbaarheid) wordt bepaald door jouw mogelijkheden om stress te voorkomen en er mee om te gaan. Wanneer de draaglast zwaarder weegt dan de draagkracht, is het risico op suïcide groter.

Hoe voelt suïcidaliteit?

“Neem het refrein van Heb je even van mij van Frans Bauer. Je hebt het in je hoofd en het gaat er niet meer uit. Je hoort het tijdens het koffie zetten, onder de douche, in de auto naar je werk. Je hoort het als je in bed ligt. Het houdt niet op, wat je ook probeert. Je kunt er zelfs niet meer van slapen, zelfs niet na drank of pillen. Na een week heb je, uitgeput, nog maar één wens: dat het stopt.
Zo voelen mensen zich die aan zelfmoord denken, zegt hoogleraar suïcidepreventie Ad Kerkhof. Ze willen ontsnappen aan zich herhalende kwellende gedachten. Ze willen niet dood, ze willen dat het ophoudt. Het piekeren, de chaos in hun hoofd.”

Bron: http://www.nrc.nl/handelsblad/2016/02/10/in-sommige-talen-is-er-geen-woord-voor-depressie-1589204

Voor mij voelt suïcidaliteit o.a. hoe deze hoogleraar – met een onfortuinlijke naam wat betreft zijn specialisme – dit hierboven beschrijft; op een gegeven moment overheersen de gedachten niet alleen mijn denken, maar ook mijn gevoel, mijn hele dag en mijn leven. Alles in mij lijkt er mee bezig te zijn. Bomen zijn dan niet meer zomaar bomen, maar zijn wel/niet te beklimmen en wel/niet afgelegen genoeg. Medicijnen zijn niet meer om beter van te worden, maar een middel van vergiftiging. Elke viaduct die ik zie is geen overbrugging van een weg, maar doet mij denken aan de zelfmoord van mijn broer.

Ik weet dan heus wel dat het geen oplossing is voor de problemen die ik ervaar, maar ik voel mij dan zo wanhopig dat het wel de enige oplossing lijkt om heftige gevoelens zoals intens verdriet, schaamte en minderwaardigheid niet meer te hoeven voelen. Te ontsnappen aan gevoelens van ondraaglijk lijden. Ook ben ik heus wel bezig met wat het met mijn omgeving zou doen: voor mijn vader zou het bijvoorbeeld betekenen dat het laatste overgebleven lid van zijn gezin ook overlijdt. Dat doet echt nog wel wat met me, maar tóch blijft de mogelijkheid van dood gaan verleidelijk. Ik weet immers geen andere manier meer om er mee om te gaan. Daarbij zie ik geen toekomst meer; alles lijkt uitzichtloos.

Mijn ervaringen
Zoals je in vorige artikelen op mijn blog hebt kunnen lezen en zoals het staat geschreven in mijn GGZ dossier, heeft mijn broer zichzelf gesuïcideerd toen ik 6 jaar oud was. Ik kreeg dus op jonge leeftijd niet alleen al te maken met het thema ‘dood’, maar ook thema’s als  rouw en suïcide.

Op latere leeftijd begon ik zelf Storms don't last foreversuïcidaliteit te ervaren; toen ik 14 jaar was werd ik niet alleen gediagnosticeerd met een depressie, maar raakte ik er van overtuigd dat ík had moeten sterven in plaats van mijn broer. Dit had o.a. te maken met schuldgevoelens over mijn broers dood en een laag zelfbeeld. Door middel van therapie raakte ik de overtuiging dat ik maar beter dood kon zijn wat meer kwijt.
Toch bleef ik last houden van suïcidale gedachten naast het hebben van een depressie. Op 17-jarige leeftijd kwamen de suïcidale gedachten voort uit het hebben van een moeilijke thuissituatie; een moeder die terminaal ziek was en daarnaast een slechte band hebben met beide ouders. Ik voelde me moedeloos en machteloos over de situatie en had het gevoel dat ik de situatie en het leven niet meer aan kon. Uiteindelijk gingen de zelfmoordgedachten over in het maken van plannen en leidde dit tot een crisisopname.
Ook na het overlijden van mijn moeder hield ik dit gevoel én de suïcidale gedachten. Toen mijn vader 3 jaar geleden een herseninfarct kreeg en het daardoor even onzeker was of hij het zou overleven, had ik wederom een depressie en was ik ook net bezig met het opbouwen van antidepressiva. De suïcidale gedachten begonnen toe te nemen toen mijn vader al een aantal weken bezig was met revalideren en ik in de tussentijd twee maanden alleen in mijn ouderlijk huis zat. Deze gedachten (en wellicht ook het medicijnengebruik) leidden op mijn 23e uiteindelijk tot een eerste zelfmoordpoging; in vaktermen een tentamen suïcide, waarvoor ik (gelukkig) niet ben geslaagd.

Voor mijn gevoel heeft het thema ‘suïcide’ altijd al een rol in mijn leven gespeeld. Het is voor mij zelfs iets geworden wat normaal is. Dit komt denk ik o.a. doordat ik vrede heb met de zelfmoord van mijn broer; ik neem het hem niet kwalijk en denk ongeveer te begrijpen waarom hij het heeft gedaan, maar mis hem wel ontzettend.
Het zou kunnen dat ik onbewust gedurende mijn leven gek genoeg suïcide ben gaan romantiseren. Dit terwijl ik dus zelf heb ervaren wat het teweeg kan brengen bij de directe omgeving…
De manier waarop mijn moeder over mijn broer sprak na zijn overlijden hielp denk ik ook bij het romantiseren. Ik werd na zijn dood regelmatig met hem vergeleken; “Angelo ruimde wel altijd zijn kamer op” of “Angelo bood wel altijd uit zichzelf aan te helpen met de afwas”.
Daarnaast wist ik dus al vroeg van het bestaan van zelfdoding af. Het zou kunnen zijn dat als ik in mijn jeugd niet was geconfronteerd met een suïcide, dat ik zelf minder snel aan suïcide zou hebben gedacht als optie. Uit onderzoek is immers gebleken dat een suïcide in het gezin een risicofactor kan zijn. Daarnaast leed ook mijn (half-)broer aan een depressie, net als de moeder van mijn vader, de broer van mijn moeder en inmiddels mijn vader zelf. Er zou dus ook van een erfelijke factor sprake kunnen zijn, van beide kanten van mijn familie.

‘Lang zal ik leven’ als doel
Zoals ik eerder al benoemde, ben ik vandaag jarig. Zesentwintig jaar ben ik geworden. Een hele prestatie vind ik zelf gezien mijn wensen en poging om een einde te maken aan mijn bestaan. Het vieren van mijn verjaardag voelt dan ook dubieus; op dit moment heb ik namelijk ook last van suïcidale gedachten, al kan ik ze inmiddels veel beter relativeren dan vroeger. Toch zijn ze er wel en zorgt dat ervoor dat ik moeite heb met het vieren van mijn 26-jarig bestaan, omdat ik soms nog steeds liever had gewild dat ik er al niet meer was geweest. Hoe het komt dat ik er nog steeds ben?

ad kerkhofIk denk omdat het nu vaker lukt om andere keuzes te maken. Dit is gelukt dankzij therapie. Na de mislukte poging stemde ik bijvoorbeeld in om met mijn behandelaar door middel van het boek ‘Piekeren over zelfdoding‘ te werken aan het tegengaan van de overheersende gedachten aan zelfmoord. Door de oefeningen die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie, leerde ik de gedachten accepteren; het is niet erg dat ze er zijn en je kunt ze zelfs leren controleren. Dat kan door o.a. gedachten uit te dagen en jezelf alternatieve gedachten eigen te maken. Dankzij dit boek ben ik minder angstig voor mijn gedachten aan zelfdoding en lukt het beter om gedachten als ‘ik kan het niet meer aan’ of ‘het zal nooit beter worden’ te relativeren.

Dat de neiging om een zelfmoordpoging te doen minder is geworden komt vooral doordat ik mij minder eenzaam voel. Ondanks het hebben van lieve, steunende vrienden heb ik vaak ervaren dat ik er in moeilijke tijden alleen voor stond. Dit heeft voornamelijk te maken met mijn hechtingsproblemen. Sinds ik twee jaar geleden een relatie kreeg, is het gevoel van eenzaamheid aanzienlijk afgenomen. Er is nu iemand waar ik mee samen woon die erg veel van mij houdt en zelfs een leven met mij zou willen opbouwen. kinderen
Zelf wil ik – ondanks mijn suïcidale gedachten – ook oud worden met mijn vriend. Een mooi toekomstperspectief en een krachtige motivatie om toch maar te blijven leven.
Verder heb ik mezelf in suïcidale periodes vaak afgevraagd: wat zou ik nog willen behalen in het leven? Het antwoord is altijd geweest: moeder worden. Mijn kinderwens is voor mij altijd een sterk motief geweest om het leven toch nog wat langer vol te houden.

Hoe anderen mij hebben geholpen in periodes van suïcidaliteit is vooral door te zeggen: “Ik kan/wil je niet missen” of “Ik wil je zo graag nog langer kennen”. Zelfs mijn behandelaar zei eens iets als: “Ik zou het vreselijk vinden als je dood zou gaan”. Al vond ik het op het moment zelf – pardon – ontzettend klote om aan te moeten horen, het kwam wel keihard binnen. Na een enorm schuldgevoel was er dan af en toe ook ruimte om te voelen en te realiseren dat zij dit oprecht menen. Deze uitspraken hebben veel impact gehad; ze zijn me immers nog altijd bijgebleven.

Suïcidepreventie
Ironisch genoeg, werd niet lang na mijn eigen zelfmoordpoging via mijn tweedejaarsstage (bij een maatjesproject) een suïcidepreventie cursus aangeboden. Na het behalen van dat certificaat mag ik mezelf officiëel ‘Gatekeeper in suïcidepreventie‘ noemen.

“De gatekeeperstraining heeft tot doel zelfmoord tijdens je werk bespreekbaar te durven maken en wanhoop en gedachten aan zelfmoord beter te leren herkennen. Door in gesprek te gaan, zelfmoord te durven benoemen, aandachtig te luisteren en iemand de weg naar hulp te wijzen, zal deze persoon meer geneigd zijn deze hulp aan te nemen.
In de gatekeeperstraining krijg je praktische tips en handvatten om met zelfmoord in je werk om te gaan. Je oefent gespreksvoering en durven benoemen van zelfmoord (gedachten).”

Een dergelijke cursus zou ik iedereen aanraden die in zijn/haar werk te maken kan krijgen met suïcidaliteit, zoals docenten en hulpverleners. Stichting 113online biedt ook een  gatekeeperstraining aan. Als hulpverlener i.o. tijdens mijn stage in de psychiatrie, heb ik namelijk naast aan mijn eigen ervaring erg veel gehad aan de handvatten die de gatekeeperstraining mij geboden heeft.

Wil je meer weten over suïcide? Bezoek dan 113online.nl of bekijk documentaires als ‘Strohalm en ‘To my loved ones. Beide documentaires geven een goed beeld van hoe het is om last te hebben van zelfmoordgedachten, maar ‘To my loved ones’ gaat voornamelijk over jongeren en laat ook zien wat suïcidaliteit met de omgeving doet.
Bekijk ook deze pagina over heersende misverstanden over suïcide en test of jij gelooft in mythes of feiten.

Mocht je op andere manieren in aanraking komen met suïcidaliteit zoals in je vriendenkring en/of social media? Op deze site vind je enkele tips hoe je diegene kunt steunen en hoe je hier  mee om kunt gaan. Facebook doet sinds kort ook aan zelfmoordpreventie. Zo hebben zij nu een knop waarmee je een status kunt rapporteren van iemand waarvan je vermoedt dat hij/zij kampt met suïcidale gedachten.af09dd7c-847e-4102-8978-e8d6b01d92f6-1020x612

Nogmaals; heb je zelf last van suïcidale gedachten? Schroom niet om hulp te vragen.
Hoe moeilijk het ook kan zijn om te geloven:  je bent niet alleen en je bent het waard.
Zelf heb ik in tijden van crisis wel eens de site van 113online bezocht en gebruik gemaakt van de chat of het crisistelefoonnummer 0900-0113.
feeling suicidal noteEen groot artikel voor een groot onderwerp.
Een heftig onderwerp ook, waarbij het extra moeilijk was om er luchtigheid en humor in te houden. Een onderwerp waar nog steeds een taboe op rust. Zowel in de samenleving als in de hulpverlening. Belangrijk dus dat dit onderwerp wel besproken wordt.
Help je mee?

Nog even alle links op een rij:

 

Bronnen:
Frances, A., & First, M. B. (1999). Stemming en Stoornis. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
Kerkhof, A., & van Spijker, B. (2012). Piekeren over zelfdoding. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Fonds Psychische Gezondheid. (sd). Suïcide. Opgehaald van Fonds Psychische Gezondheid: http://www.psychischegezondheid.nl/suicidebrochure
http://www.nrc.nl/handelsblad/2016/02/10/in-sommige-talen-is-er-geen-woord-voor-depressie-1589204

Slecht gehecht?

Als mijn ouders vertelden over mij als kind, hoorde ik vaak terug dat ik zo goed zelfstandig kon spelen. Tijdens een verjaardag zat ik uren onder tafel in mijn eentje te spelen. Als baby scheen het zelfs zo te zijn dat mijn ouders alleen maar uit bed hoefden te gaan om mij een flesje te geven en dan weer in bed konden gaan liggen. Zodra ik klaar was bleek ik het lege flesje namelijk vanuit de wieg tegen de muur of op de grond te gooien. Mijn oma vertelde vorig jaar nog dat als zij mij een snoepje aanbood, ik elke keer “nee, dat hoeft niet” zei, terwijl ze aan mij zag dat ik het graag wilde. Ik werd vaak beschreven als een verlegen, maar makkelijk en zelfstandig kind. Maar was dat ook zo? Of was er (ook) iets anders aan de hand?

Hechting in de kindertijd
In mijn boek voor het vak Orthopedagogiek staat het volgende uitgelegd over hechting:

De Engelse psychiater John Bowlby (1907-1990) was de grondlegger van de hechtingstheorie. Gehechtheid is de ‘selectieve en duurzame affectieve band tussen het jonge kind en de primaire verzorger’. Het ontwikkelt zich vanaf de geboorte, maar uit zich pas wanneer het kind ong. 6 maanden is in de vorm van separatieangst. Kinderen begin dan onderscheid te maken tussen bekenden en onbekenden.

baby spoon.gif

Bij eten kan een baby de hulp van een verzorger ook goed gebruiken.

Ook het veilig voelen in de nabijheid van de verzorger is een belangrijk kenmerk van gehechtheid. De gehechtheid van baby’s heeft een overlevingsfunctie; het nog kwetsbare kind is aangewezen op de bescherming van de volwassene zodra er gevaar dreigt. Het ervaren van de beschikbaarheid van die volwassene is dus fundamenteel voor het ontwikkelen van vertrouwen. Niet alleen door fysieke aanwezigheid, maar ook vooral door het vermogen van de volwassene om sensitief en responsief op de signalen en behoeften van het kind te reageren.
Het basisvertrouwen dat het kind ontwikkelt in interactie met de volwassene, vormt de basis om te kunnen exploreren, de wereld te verkennen en van daaruit opnieuw de nabijheid van de primaire verzorger te kunnen opzoeken wanneer dat nodig is (van Hoof & de Vries, 2013).

Wanneer een kind erin slaagt om zich op een goede manier te hechten aan een volwassene, wordt dit veilige gehechtheid genoemd.
Voor meer informatie over de verschillende hechtingsstijlen bij kinderen, klik hier.
Voor een (Engelstalig) filmpje over de vreemde-situatietest, klik hier.

Onveilige gehechtheid of een hechtingsstoornis
Het verschil tussen onveilige gehechtheid/hechtingsproblematiek en een hechtingsstoornis, is o.a. dat problemen die leiden tot onveilige gehechtheid uiteindelijk wel kunnen leiden tot een hechtingsstoornis. Kinderen met onveilige hechting zijn over het algemeen goed te behandelen. Kinderen met een hechtingsstoornis zijn niet gehecht. Dit is vaak een stuk moeilijker te behandelen, omdat de stoornis diep verankerd zit. Het kind heeft dan vaak vanaf de geboorte geen ervaring gehad met een hechtingsrelatie, doordat het kind bijvoorbeeld wisselende opvoeders heeft gehad en daardoor geen vertrouwensband heeft kunnen opbouwen.

Bij een kind met hechtingsproblematiek is er wel een periode geweest waaraan het zich heeft kunnen hechten aan een volwassene, maar is deze relatie na verloop van tijd verbroken waardoor het kind een traumatische hechtingservaring heeft opgedaan. Dit komt doordat de biologische ouders (tijdelijk) niet beschikbaar zijn geweest. Dit kan in veel verschillende situaties voorkomen. De bekendste situaties zijn bij adoptie en plaatsing in een pleeggezin, maar hechtingsproblematiek kan ook ontstaan als een kind bij zijn biologische ouders opgroeit. Andere redenen kunnen zijn dat een kind in zijn eerste levensjaren veel ziekenhuis opnames heeft gehad, is verwaarloosd en/of de gevoeligheid van een kind (het temperament). Het ene kind heeft soms eenmaal meer steun en aanmoediging nodig dan het andere.

Er zijn veel meer mensen onveilig gehecht, dan dat er mensen zijn met een hechtingsstoornis. Ongeveer 25-30% van de bevolking heeft last van hechtingsproblematiek, terwijl ongeveer 1% van de bevolking last heeft van een hechtingsstoornis.

KOPP-kind & brus
ec7485dca647c0960906c798aa2764cdGelukkig is er bij mij sprake van hechtingsproblematiek. Hiermee bedoel ik ‘gelukkig’ in de zin van: het is doorgaans beter te behandelen. In het kopje hierboven werd al genoemd dat hechtingsproblematiek ook kan ontstaan wanneer een kind opgroeit bij zijn/haar biologische ouders. Wanneer ouders zelf lichamelijk of psychisch ziek zijn, kunnen zij minder beschikbaar zijn en geen nabijheid geven. Ouders met een onveilige hechting vallen ook onder de categorie ouders met psychische problemen. Onveilige gehechtheid kan namelijk ook van generatie op generatie worden doorgegeven. Ouders met hechtingsproblematiek kunnen door hun eigen problemen minder goed in staat zijn om sensitief te reageren op de uitingen van het kind, waardoor het kind zelf ook hechtingsproblemen kan gaan ontwikkelen. Dat laatste is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van mijn hechtingsproblematiek. Allebei mijn ouders hebben namelijk ervaren dat zij een moeilijke jeugd hebben gehad. Je zou dus kunnen stellen dat ik de hechtingsproblemen geërfd heb.

Een kind wiens ouder(s) psychisch ziek is/zijn, wordt ook wel een KOPP-kind genoemd; Kinderen van Ouders met Pyschische Problemen. KOPP kinderen kunnen overbelast raken door praktische (huishoudelijke) taken voor hun ouder(s) te moeten overnemen, maar dit kan ook zijn wanneer ouders het kind belasten door hun eigen zorgen met het kind te bespreken. Wanneer in het gezin niet de ouders ziek zijn maar een broer of zus, dan wordt het kind ook wel een brus genoemd (samenvoeging van de woorden broer en zus). In een gezin waar een kind ziek of gehandicapt is, gaat er begrijpelijk veel aandacht naar dit zieke of gehandicapte kind. Maar wanneer er in het gezin nog andere kinderen aanwezig zijn kunnen zij in een moeilijke positie komen te zitten.

92c5f3aed6f563adff62cb8ebb2a09cc

Zie brussenboek.nl voor info over dit boek met ervaringsverhalen en tips voor brussen.

Zelf kan ik stellen dat ik behalve een KOPP-kind, ook een brus ben. Doordat mijn broer ziek was, ging er veel aandacht naar hem uit. Niet alleen was hij voor 80% doof, maar hij raakte als tiener ook nog eens depressief. Zelf was ik als 6-jarige te jong om te begrijpen wat er met mijn broer aan de hand was. Ook hebben mijn ouders nooit verteld over zijn depressiviteit. Ik kreeg last van gevoelens van jaloezie: waarom kreeg mijn broer meer aandacht dan ik?
Nadat mijn broer op zijn 19e suïcide pleegde, had ik vooral veel last van schuldgevoelens. Niet alleen omdat ik mij verantwoordelijk voelde voor de dood van mijn broer (zie interview in Folia voor meer hierover), maar ook zag ik hoe moeilijk mijn ouders het ermee hadden.

Ik dacht vanwege mijn kinderlijke logica dat ik een moordenaar was en dus een slecht mens. Ik wilde de perfecte dochter voor mijn ouders zijn om dat gevoel te compenseren. Al gauw merkte ik dat het hen hielp als ik zoveel mogelijk deed alsof ik er niet was. Mijn ouders hadden hun handen vol aan zichzelf en hadden daardoor weinig geduld. Ze snauwden of mopperden dan wel eens op me. Heel begrijpelijk na zo’n ingrijpend verlies. Ik kreeg het gevoel dat ik veel vaker iets niet goed deed, dan wel goed. Ook ontstond bij mij de overtuiging dat mijn ouders niet van mij hielden. Door er zoveel mogelijk ‘niet te zijn’ was ik hen het minste tot last ondervond ik. Dat leek het beste voor ons allemaal. Wat ik nog niet wist, is dat ik hierdoor een laag zelfbeeld en een patroon zou ontwikkelen waarin ik mezelf constant zou wegcijferen. Ook praatte ik niet over mijn gevoel. Dat hoorde zo dacht ik, want dat deden mijn ouders ook niet. Daarnaast was ik bang dat ik naar de gevangenis zou moeten wanneer ik zou opbiechten dat ik mij schuldig voelde over de zelfmoord van mijn broer. Zowel mijn ouders als ik, hadden last van onverwerkte/gecompliceerde rouw. Ondanks dit alles zag het er van de buitenkant waarschijnlijk anders uit; mijn ouders kregen vaak complimenten te horen van andere ouders: “Wat een rustig en makkelijk kind!”.

Sociale vaardigheden
Spelkamer2Ik kan me herinneren dat ik een hele tijd in mijn eentje wilde spelen op de basisschool. De juf probeerde tevergeefs klasgenootjes op mij af te sturen om mee te doen, maar ik bleef stoïcijns in mijn eentje kleine wigwams bouwen van takjes. Dit is één van de redenen geweest dat ik naar een kinderpsychiater moest.
Niet vanwege de wigwams, maar vanwege het afzonderen van mezelf. Bij de psychiater werd tijdens het gesprek voor mijn neus een prachtig  poppenhuis neergezet, waar ik vervolgens niet mee durfde te spelen. “Hoeft niet.”
Uiteindelijk kreeg ik één ‘hartsvriendin’ in de klas waarmee ik een aantal jaar samen heb gespeeld, zelfs buiten schooltijd! Helaas wilde zij in groep 8 geen vriendinnen meer zijn. Vrienden maken is niet het enige wat ik vermeed als kind. Mijn ouders stuurden mij na school namelijk vaak langs de bakker om brood te halen, maar wisten niet dat ik dit doodeng vond. Ik stond dan zwetend en met buikpijn in de bakkerswinkel, bang dat ik iets fout zou doen. Wanneer het niet lukte en ik thuis kwam zonder brood, zei ik dat ik het was vergeten. Dit was nog altijd minder eng en gênant om te vertellen dan dat ik bang was om een brood te kopen. Mijn ouders werden vervolgens boos op me. Ze dachten dat ik lui was.

Als kind werd ik altijd al gezien als een stil en verlegen meisje, maar nu ik ouder werd kwam ik daar niet meer mee weg. In de brugklas had ik het nog voor elkaar gekregen om deel uit te maken van een leuke vriendinnengroep. In de derde klas van de middelbare school groeiden we helaas al uit elkaar en was ik veel op mezelf. Dat vond ik wel prima zo, maar mijn mentor was het daar niet mee eens en meldde mij aan voor de sociale vaardigheidscursus op school. Doodeng en super gênant vond ik al die oefeningen, maar ik merk nu nog steeds dat ik baat heb bij de handvatten die ik meekreeg. Bijvoorbeeld eerst vragen: “Mag ik u wat vragen?”, als ik een vreemde moet benaderen om iets te vragen. Hoewel ik een vreemde aanspreken niet meer zo eng vond als toen, zeg ik dat nog steeds steevast voordat ik mijn daadwerkelijke vraag stel.
In de vierde klas maakte ik echter vrienden en vriendinnen, waar ik zelfs nu nog veel contact mee heb.

Parentificatie
In het kopje over KOPP-kinderen en ‘brussen’ benoemde ik al kort dat wanneer een ouder of broer/zus in het gezin (fysiek of psychisch) ziek  is, kinderen al jong in een zorgende rol terecht kunnen komen. Het kind wordt in zo’n geval in de rol van ouder gedrukt met alle verantwoordelijkheden en verplichtingen die daarbij horen. Het kind zorgt dan bijv. voor de ouder, de jonge(re) kinderen en draait op voor het huishouden. Dit wordt ook wel parentificatie genoemd.

Toen ik ongeveer 12 jaar was, kreeg mijn moeder te horen dat zij een agressieve vorm van huidkanker had. Mijn moeder, en met haar ook mijn vader en ik, kwamen in een lang traject terecht van ziekenhuis onderzoeken, operaties,  controles, chemokuren, bestralingen, tot uiteindelijk bleek dat het niet mocht baten.
Op kerstavond in 2006 kregen we te horen dat ze was uitbehandeld en vanwege uitzaaiingen in haar lymfeklieren nog maar een jaar te leven zou hebben. Tijdens dit traject, hebben mijn vader en ik naast zorg voor mijn moeder, vanzelfsprekend ook veel huishoudelijke klussen op ons moeten nemen. Zo kookte ik wanneer mijn vader moest werken, haalde een stofzuiger door het huis, deed de was, hielp mijn moeder naar het toilet en leerde hoe ik mijn moeders open wonden moest verschonen. In de tussentijd was er een depressie bij mij vastgesteld en de beladen sfeer thuis zorgde ervoor dat ik mijn uitvlucht zocht op school. Ik bleef steeds langer hangen na schooltijd en vond een uitlaatklep in het acteren bij het schooltoneel. Heerlijk vond ik het om even iemand anders te kunnen zijn. Tegelijkertijd leerde ik bij het schooltoneel mezelf ook wat meer te laten zien en uit mijn schulp te kruipen.

Helaas nam mijn moeder mij kwalijk dat ik i.p.v. de tijd op school niet zoveel tijd met haar doorbracht en vond dat ik niet genoeg deed in het huishouden. Ze begreep niet dat ik het schooltoneel nodig had als ontspanning, dat ik door de depressie zelf ook ziek was en dat het mij eigenlijk allemaal te veel werd. Uiteindelijk werd ik kort opgenomen bij een crisisopname door toenemende suïcidale gedachten. Het advies van de psychiater was dan ook om regelmatig ergens anders te logeren.
Later leerde ik in therapie dat er bij mij sprake was van parentificatie en dat het niet gek is dat het me allemaal te veel werd; er werd ook veel van mij verwacht als kind.
Mijn moeder overleed uiteindelijk in het voorjaar, vlak na mijn 17e verjaardag.herinner mij

Volwassen relaties
Zoals eerder gezegd heeft de hechting in je jeugd invloed op de manier waarop je later in je leven relaties aan gaat. Bij mij heeft de onveilige hechting en het zijn van een KOPP-kind en brus ervoor gezorgd dat ik als jongvolwassene het nog steeds moeilijk vind om vriendschappen aan te gaan of te onderhouden. Ook intieme relaties ging ik altijd uit de weg; ik werd dan ook bijna nooit verliefd. Drie jaar geleden zei ik nog tegen mijn therapeut: ik blijf mijn hele leven wel alleen, want zo’n relatie zie ik echt niet gebeuren. Door therapie leerde ik dat ik mezelf had aangepraat dat ik liever alleen was en geen andere mensen nodig had. Hiermee hield ik mensen op afstand, want als mensen dan weg zouden gaan, voelde het tenminste minder erg. Pas een aantal jaar geleden kwam ik erachter dat het ‘rotte’ gevoel dat ik als kind en tiener vaak had maar nooit kon plaatsen, het gevoel van eenzaamheid was.
Nadat ik dat inzicht met behulp van een aantal huilbuien en therapiesessies verwerkt had, besloot ik er ook wat aan te gaan doen. Eindelijk erkende ik dat ik daadwerkelijk mensen in mijn leven nodig had en dat ik moest leren om mensen dichtbij te laten.
Makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk. Ik oefende door vaker uit eigen initiatief met vriendinnen af te spreken en werd ook ineens halsoverkop verliefd op een klasgenoot van een vriendin.

mark darcyInmiddels ben ik al 2 jaar samen met mijn eerste en huidige vriend. Dit jaar wonen we zelfs al een jaar samen. Dankzij deze relatie heb ik voor het eerst ervaren hoe het is om écht van iemand te houden. Door de ingewikkelde relatie en onveilige hechting met allebei mijn ouders, heb ik mij nooit zo open durven stellen en dat gevoel  zo sterk kunnen ervaren. Mijn vriend accepteert mij zoals ik ben, inclusief al mijn vervelende eigenschappen en gebreken. Ik heb trouwens ook nog leuke kanten (en die accepteert hij ook). Andersom accepteer ik hem ook ‘just as he is’. Onvoorwaardelijke liefde heet dat volgens de theorie. Klef hè?

Ik heb desondanks nog steeds het één en ander te leren in het hechten, maar ach. We zijn nou eenmaal mensen en mensen zijn geen snelhechters. (Feit!)

snelhechter

Bronnen:

Links:

  • Info voor KOPP-kinderen/volwassenen
  • Info voor brussen

 

Mijn persoonlijkheid is ziek

Een persoonlijkheidsstoornis. Het woord op zich vind ik bijna klinken als een belediging. Alsof je zegt: je persoonlijkheid is gestoord. Niet ‘gek’ dus dat er omtrent deze psychische aandoening stigma en ook veel zelfstigma heerst. Het was voor mezelf dan ook alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg toen ik voor het eerst las en hoorde dat ik voldeed aan deze diagnose. Toch zegt het woord wel wat het voor mij betekent: mijn persoonlijkheid is ziek.

Psychopathologie
Bij de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening krijgen we in het tweede studiejaar het vak ‘Psychopathologie’. In mijn studieboek voor dit vak staat over persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen het volgende:

“We hebben allemaal bepaalde gedragsstijlen en manieren om met anderen om te gaan. Sommigen van ons zijn ordelijk, anderen slordig. Sommigen geven voorkeur aan solitaire hobby’s, anderen zijn socialer. Sommigen zijn volgers, anderen zijn leiders. Sommigen lijken immuun voor afwijzing door anderen, terwijl anderen sociale initiatieven mijden omdat ze bang zijn voor kritiek. Als gedragspatronen echter zo inflexibel of maladaptief (niet passend bij leeftijd/ontwikkeling) worden dat ze aanzienlijk persoonlijk lijden veroorzaken, of wanneer ze het sociale of beroepsmatige functioneren van de betrokkene belemmeren, kunnen ze als persoonlijkheidsstoornissen worden aangemerkt.” (Nevid, Rathus, & Greene, 2013)

personality-testOok komen de verstoorde persoonlijkheidstrekken of -kenmerken volgens het boek tegen de adolescentie of vroege volwassenheid aan het licht en blijven gedurende het grootste deel van het volwassen leven bestaan.
Een persoonlijkheidsstoornis mag echter voor het 18e levensjaar niet vastgesteld worden, ook al kunnen er in sommige gevallen bij kinderen en zelfs kleuters al kenmerken worden waargenomen. Volgens de cijfers (uit 2013) vertoont in Nederland ongeveer 13% van de  bewoners tekenen van één of meer persoonlijkheidsstoornissen (Nevid, Rathus, & Greene, 2013).

Oorzaak
Er bestaat geen eenduidige oorzaak voor het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis. Dit komt doordat meerdere factoren meespelen. Wellicht heb je wel eens gehoord van de termen nature en nurture. Hiermee wordt bedoeld: is het aangeboren of tot stand gekomen door omgevingsfactoren? Bij een persoonlijkheidsstoornis spelen deze factoren ook een rol en hebben een wisselwerking.

  • Aanleg: uit onderzoek is gebleken dat sommige persoonlijkheidsstoornissen erfelijke factoren kunnen hebben. Daarnaast zijn er bepaalde kenmerken die iedereen al heeft vanaf zijn/haar geboorte. Dit wordt ook wel temperament genoemd. Voorbeelden hiervan zijn: verlegen, impulsief, extravert enz.
  • Omgeving: omgevingsfactoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis zijn negatieve ervaringen en problemen in de vroegere gezinssituatie, maar ook (cultureel)maatschappelijke omgevingsfactoren.

Wat dat betreft, is het krijgen van een persoonlijkheidsstoornis een soort van loterij waarvoor je niet eens een lot hoeft te kopen. Sterker nog, je zou het kunnen zien dat het lot voor je bepaalt of je wel of geen persoonlijkheidsstoornis ontwikkelt. Gelukkig kan therapie er voor zorgen dat je door de persoonlijkheidsstoornis niet meer vastloopt op bepaalde gebieden in je leven.

Diagnose
Volgens de DSM IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), zijn er 10 verschillende soorten persoonlijkheidsstoornissen. In de nieuwste uitgave van de DSM, de DSM V uit 2013, is het één en ander gewijzigd wat betreft de indeling en classificatie van persoonlijkheidsstoornissen. Om het beknopt te houden, zal ik in dit artikel hier niet te veel op in gaan. (Voor meer informatie over de veranderingen in de DSM V, klik hier.)
De verschillende soorten persoonlijkheidsstoornissen zijn ingedeeld per cluster:

Cluster A: Mensen die vooral gekenmerkt worden door vreemd en excentriek gedrag, die vaak een teruggetrokken bestaan leiden. Hieronder vallen de paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen.

Cluster B: Mensen die sterk emotioneel en onvoorspelbaar reageren en daarmee juist op de voorgrond treden. Hieronder vallen de antisociale, borderline, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen.

Cluster C: Mensen die in het dagelijks leven zeer angstig en onzeker zijn. Hieronder vallen de ontwijkende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen.

Bron: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Borderline?
Zoals ik al in de inleiding benoemde, vond ik het een schok om de diagnose persoonlijkheidsstoornis te krijgen en bijna kwetsend. Het wordt ook wel heel persoonlijk wanneer therapeuten een oordeel vellen over je persoonlijkheid. Zo voelde het tenminste.
Ik was 19 jaar (zie foto boven dit artikel) en opgenomen in een kliniek voor jongeren met een vermoedelijke persoonlijkheidsstoornis. Nu hoor ik je denken: dan had je het toch kunnen zien aankomen? Dat dacht ik achteraf ook. Ik denk dat het destijds langs me heen is gegaan als verwarde en depressieve puber. Bovendien had ik nog weinig idee wat een persoonlijkheidsstoornis precies is. Het kwam eigenlijk pas ter sprake tijdens een psychodrama bijeenkomst. Een groepsgenoot uit mijn therapiegroep zei toen iets in de trant van: “We zitten toch in deze therapiegroep omdat we borderline hebben?” Toen dit niet volledig ontkend werd door de therapeuten, sloeg het nieuws in de groep in als een bom. De therapeuten speelden hierop in door voor te stellen de volgende groepspsychotherapie in het teken te laten staan van psycho-educatie over de borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarin zouden de therapeuten (o.a. aan de hand van de DSM IV) ons uitleggen wat deze stoornis inhoudt. Deze bijeenkomst duurde niet lang, want al gauw liepen de eerste groepsgenoten weg. Ik kan alleen maar gissen waarom, maar ik had het idee dat ze het te confronterend vonden. “Als jullie verder nog vragen hebben hierover, kunnen jullie die altijd aan ons stellen”, werd de overblijvers verteld.

tumblr_mslxxyEuYk1sc9mmso1_500

Uit de film: ‘Girl Interrupted’

Mijn eerste reactie na het krijgen van de diagnose was om het eerst volgende weekend gelijk van alles hierover te gaan opzoeken in de bibliotheek. Met name over de borderline persoonlijkheidsstoornis. Dit voelde veiliger dan het vragen aan mijn behandelaar, omdat ik me denk ik vooral erg schaamde. Ik denk dat ik dan ook wilde weten of het echt zo erg was als dat het klonk.

Mijn conclusie toen: ja. Mijn conclusie nu: nee.

Ten eerste schrok ik ervan dat er blijkbaar iets mis was met mijn persoonlijkheid. Het voelde alsof mijn karakter, identiteit en binnenwereld bekritiseerd werd. En dat terwijl ik me van binnen al een ‘slecht mens’ voelde. Ten tweede maakten woorden als ‘manipulatief’, ‘drank-/middelenmisbruik’, ‘veel wisselende seksuele contacten’ en ‘impulsiviteit’, dat ik mezelf toen niet erg in de borderline PS kon herkennen. Wat dachten die therapeuten wel niet van me! Ook las ik (in gedateerde boeken) dat je niet kunt genezen van zo’n persoonlijkheidsstoornis.
Gelukkig heeft mijn coördinerend behandelaar destijds dit beeld wat ik van de borderline PS kunnen bijstellen. Voor mij was het belangrijkste wat ze zei, dat volgens recente onderzoeken is gebleken dat met de juiste behandeling de persoonlijkheidsstoornis na verloop van tijd niet meer voor een belemmering hoeft te zorgen in het dagelijks leven. Helemaal genezen blijft gezien de complexiteit van de stoornis lastig, maar je kunt er in ieder geval geen last meer van ondervinden. Ook werd in dat gesprek duidelijk dat ik niet helemaal aan de diagnose borderline PS voldeed, omdat ik o.a. inderdaad eerder het tegenovergestelde van impulsief was en ik wel zorgde dat ik uit de buurt bleef van drank, drugs en seks. Daarnaast ging ik trouwens nog wel meer dingen uit de weg. Dat was dan ook het punt dat mijn behandelaar mij voorlegde of ik me misschien herkende in de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.

Mijn persoonlijkheidstrekken
Volgens mijn vriend heb ik een ‘lieve persoonlijkheidsstoornis’.
Volgens de meest recente DSM classificatie, heb ik op AS II een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anderzins omschreven), met trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis en ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.
Het komt erop neer dat mijn borderline PS trekken bestaan uit: identiteitsproblemen, in goed/fout denken m.b.t. mezelf en hoogoplopende spanningen.
De ontwijkende PS trekken die ik herken zijn: angst voor sociale situaties, de neiging sociale situaties te vermijden, angst om te falen in sociale situaties/opleiding/relaties.

Stigma
In de eerste instantie had ik dus veel moeite met de diagnose persoonlijkheidsstoornis (NAO). Ik schaamde me ervoor en was bang dat als ik zou vertellen dat ik ‘borderline trekken’ heb, mensen in mijn omgeving een heel ander beeld van mij zouden krijgen. En die ‘ontwijkende trekken’ dan? Tsja, daar merkt de omgeving in ieder geval niet zo veel van. Mensen met een borderline PS staan vaak bekend als manipulatief, agressief en worden gezien als één van de moeilijkste doelgroepen. Over de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis hoor je eigenlijk niet zo veel, wat misschien wel passend is bij deze stoornis; het vermijden en terugtrekken uit sociale situaties.
Beide persoonlijkheidsstoornissen hebben in ieder geval te maken met weinig controle hebben over emoties. Bij de borderline PS komt dit echter meer naar de omgeving toe tot uiting (externaliserend) en bij de ontwijkende PS speelt de onrust zich vooral van binnen af en trekt iemand zich juist eerder terug uit de omgeving (internaliserend).

logo-in-de-ggzÉén van de nadelen van een diagnose, is dat het hokjes-denken bevordert. Voldoe je volgens de DSM aan de criteria van een bepaald ziektebeeld? Dan ben je ineens een ‘autist‘, ‘ADHD’er‘ of ‘borderliner‘. Een hele groep verschillende unieke mensen worden daardoor in de psychiatrie gegeneraliseerd en over één kam geschoren, waardoor hun eigen identiteit met bijbehorende kwaliteiten en positieve eigenschappen meer naar de achtergrond geschoven worden. Hierdoor ontstaat zelfs binnen instellingen en onder hulpverleners stigma op bepaalde psychische aandoeningen, zoals o.a. de borderline PS. Op mijn opleiding tijdens supervisie hoorde ik bijvoorbeeld: “Gister had ik echt veel moeite met een patiënt, echt zo’n typische borderliner is dat.”
Mijn nekharen gingen overeind staan. Was dat hoe de stagiaires tijdens mijn opname ook over mij praatten bij supervisie? Mensen zijn niet hun ziekte!
Ook tijdens de lunchpauze op mijn stageplek in een psychiatrisch ziekenhuis hoorde ik hulpverleners weleens zulke ongenuanceerde opmerkingen maken. Ik vroeg me op dat soort momenten altijd af hoe ze het zelf zouden vinden als er op zo’n manier over hen gepraat zou worden.

De kunst voor hulpverleners is denk ik om behalve de problemen van een cliënt (waar in de hulpverlening vaak de focus op ligt), ook de unieke persoonlijkheid, interesses en talenten van iemand te kunnen (blijven) zien en aanspreken. Een mens-tot-mens benadering in plaats van hulpverlener-patiënt. Wanneer collega’s tijdens mijn stage klaagden over hoe moeilijk  het was om te werken met een bepaalde patiënt, probeerde ik hen voor te leggen: “Kun je nagaan hoe moeilijk het voor die persoon zelf moet zijn om met deze ziekte door het leven te gaan.” of “Wat verdrietig dat diegene het zó ontzettend zwaar heeft dat hij/zij geen andere manier weet om die gevoelens te uiten. Heftig ook dat diegene in zijn/haar jeugd niet de mogelijkheid heeft gehad om dit te leren.”

Acceptatie
Inmiddels heb ik me redelijk bij het feit neergelegd dat mijn persoonlijkheid ziek is.
Wanneer je kijkt naar de factoren die bijdragen aan het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis, is het bijna logisch dat ik er éé857c1d95bba915a45e043c95aaeae807n ontwikkeld heb;
ik kom niet bepaald uit een warm nest, ik maakte traumatische ervaringen mee in mijn jeugd en dan was ik ook nog eens een vrij gevoelig kind. Daarnaast hebben ook allebei mijn ouders een moeilijke jeugd gehad waardoor zij zelf beschadigd zijn geraakt en mij tijdens mijn ontwikkeling niet hebben kunnen geven wat ik nodig had. Door het op deze manier te bekijken, schaam ik mij minder voor de diagnose persoonlijkheidsstoornis. Ik had immers geen invloed op het ontwikkelen van deze ziekte.

Het feit dat ik me af en toe wat wereldvreemd voel, is dan ook niet gek. Sommige dingen die voor mijn vriend bijvoorbeeld heel vanzelfsprekend zijn, zijn voor mij volkomen nieuw of vreemd. Ik heb feitelijk bepaalde stukken ontwikkeling gemist of overgeslagen en ben dat nu nog steeds als het ware aan het inhalen door middel van therapie en oefenen in de praktijk; het dagelijks leven.

Het is soms dan ook best lastig om te leven met een persoonlijkheidsstoornis. Vooral het feit dat het mij op dit moment nog steeds belemmert op sociaal gebied en tijdens mijn studie. Ook het gevoel geen controle te hebben over (heftige) emoties en hierdoor overspoeld raken is soms erg zwaar en kan ook erg gênant zijn. Desondanks heb ik door de jaren heen dankzij therapie al veel vooruitgang geboekt, maar mede door de persoonlijkheidsstoornis (en depressie) wil ik die vooruitgang nog wel eens vergeten.
Toch heb inmiddels al twee jaar een stabiele relatie, woon ik al een jaar samen, volg ik een voltijd sociale (!) HBO studie, haal ik goede cijfers, zing ik in een band en spreek ik geregeld af met vrienden. Verder zet ik mij in om stigma in de psychiatrie te bestrijden door middel van het schrijven over mijn eigen ervaringen.

Al met al ben ik dus zo gek nog niet, maar dat is heel persoonlijk natuurlijk…

Bronnen:
Nevid, J. S., Rathus, S. A., & Greene, B. (2013). Psychiatrie een inleiding. Amsterdam: Pearson.
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

De dictator in mijn hoofd

Na talloze beginsels van nieuwe schrijfsels te hebben weggestopt in het conceptmapje, besluit ik nu een nieuwe poging te doen. Schrijven over hetgeen dat er op het moment (naast de depressie) voor zorgt dat het schrijven (en het dagelijks leven) niet wil lukken: de dictator in mijn hoofd. Hier volgt een verslag van mijn dag om een beeld van hem te kunnen schetsen.

De ochtend
Toen ik vanmorgen wakker werd, was het nog rustig. Het was even spannend toen ik vannacht naar de WC ging, want zodra de dictator ontwaakt begint hij gelijk hele verhalen. Heel irritant en moeilijk te behappen zo op de vroege ochtend zonder mijn eerste kop koffie. Dit keer lukte het gelukkig zonder hem wakker te maken, waardoor ik weer snel in slaap viel en redelijk wat slaap wist te pakken. Niet zoveel als ik zou willen helaas, want het in slaap vallen ging gisterenavond moeizaam. De dictator was op dreef en was niet zo aardig tegen me. Opmerkelijk, voor een dictator.
“Het wil niet zo vlotten met je scriptie, hè? Je hebt je plan van aanpak nog niet eens ingeleverd en de deadline is al geweest. O ja, dat doet me er aan denken dat je dat tentamen van je minor ook nog moet herkansen. Misschien is de deadline voor die herkansing zelfs ook al geweest. Wanneer heb je trouwens voor het laatst een les bijgewoond? Misschien mag je nu de lessen wel niet eens meer bijwonen omdat je te vaak afwezig bent geweest. Heb je daar al over nagedacht?”
Inmiddels dus wel. Dank je wel dictator. Trouwens, als je het niet heel erg vind: ik probeer namelijk te slapen.

“Ja zeg. Het is voor je eigen bestwil hè! Jij wil toch hulpverlener worden? Hoe gaat dat je ooit lukken als het je niet eens lukt om een college bij te wonen?! Door zo’n hulpverlener zou ik als cliënt niet geholpen willen worden hoor. Heb ik straks een afspraak, ligt mijn hulpverlener depressief in bed. Nou, klaar ben je als cliënt. Je klasgenoten en docenten nemen je nu vast ook niet meer serieus nu ze je zo meemaken. Die denken vast ‘nou, ze vertelde wel dat ze het een en ander heeft meegemaakt en die ervaring zou in principe goed ingezet kunnen worden in de beroepspraktijk, maar nu ik weet dat ze nu nog steeds ziek is vind ik het onverantwoord haar nog op te leiden tot hulpverlener. Hoe wil ze anderen gaan helpen als ze haar bed niet uit kan komen?’.”
‘Hou op.’, zei ik hardop. ‘Huh?’, mompelde mijn vriend slaperig. ‘Niks’, mompelde ik terug. Stilte. Eindelijk.
“Je moet wel zorgen dat je nu toch wel eens in slaap gaat vallen, want je hebt morgen een lange dag voor de boeg. Eerst therapie, dan school… Hoe laat heb je eigenlijk therapie?”
Weet ik niet, was ik vergeten op te schrijven kwam ik vanavond achter dus heb mijn therapeute gemaild.
“Jezus, val je dat mens nu al weer lastig met een mail? Hoeveel mails heb je nu wel niet gestuurd de laatste maand?!”
Ja goed, meer dan normaal, maar dat was deze maand toevallig wat meer nodig. Bovendien stuur ik netjes een mail en geen SMS, want straks heeft ze geen werktelefoon en stoor ik haar ’s avonds laat met haar werk.
“Nou poeh, poeh, netjes hoor. Als je gewoon je afspraak goed in je agenda had geschreven, had je haar helemaal niet hoeven storen.”
Goed. Als jij het zegt.
“Oké, als dat jouw houding is. Arme vrouw. Arme vorige therapeuten trouwens die met jou als cliënt zaten opgescheept. Die zijn vast nog steeds opgelucht dat ze van je af zijn… als ze inmiddels zelf niet in therapie zitten.”
‘Stop.’, zei ik hardop. Ik wil slapen, zei ik niet hardop. Mijn vriend legt ondertussen half slapend, maar toch liefdevol zijn hand op mijn bovenarm.
“Je houdt nu zelfs je vriend wakker die straks om 6:00 uur de deur uit moet om de hele dag hard te werken en mensen te verplegen in de psychiatrie. En wat voer jij nou uit in een week? Noem überhaupt maar eens iemand die jij hebt verzorgt of geholpen de afgelopen maand? Ik wed dat je helemaal niets op kunt noemen.”
‘Hou je kut kop!’, mompel ik nijdig en schrik van mijn eigen gevloek. Voorheen vloekte ik heel zelden, maar het lijkt de laatste tijd met een vaart toe te nemen.
‘Het gaat echt niet hè?’, vraagt mijn vriend, die nu inderdaad wakker is. Fuck.
‘Nee.’
‘Dan ga je toch nog even gamen?’
‘Daar raakte ik vanmiddag alleen maar gefrustreerd van.’
‘Doe je toch dat andere spel?’
‘Ga ik doen inderdaad. Je bent lief, ga maar weer slapen.’

Terwijl ik de playstation aanzet, hoor ik de dictator afdruipen. Hij heeft een hekel aan gamen en vindt het maar kinderachtig en zinloos tijdverdrijf. Tijd waarin ik iets nuttigs had kunnen doen. Ik ben het ergens met hem eens, maar sinds mijn vriend zichzelf met kerst een playstation 4 cadeau deed, is het tot nu toe de enige manier die ik heb kunnen vinden om de dictator stil te krijgen.
“Je had er ook voor kunnen kiezen om eens een studieboek te lezen of aan je scriptie te werken.”
Ja, dank je wel voor je input dictator. Ik ben Far Cry 4 al aan het opstarten. Wil je weten wat voor missie ik ga doen? En weg is hij.

Na een kop koffie is het tijd om richting therapie te vertrekken. Mijn therapeute had inmiddels gesmst dat de afspraak om 11:00 uur zou zijn. Toen bleek dat ik 30 minuten ruimer had ingeschat dan het in realiteit zijn en daardoor te laat bij therapie aankwam, merkte ik dat de dictator inmiddels ook was opgestart. Bij aanvang vroeg de therapeute of ik iets wilde drinken. Ik sloeg het aanbod af. Vervolgens merkte ik bij het praten aan de pijn en mijn hese stem, dat ik toch wel meer last had van keelpijn dan ik dacht (een gevolg  van de dagelijkse, soms ook “vocale”, huilbuien).
‘Sorry, ik heb best wel veel last van mijn keel.’
‘Wil je dan toch niet wat water drinken?’
‘Ja, sorry.’
“Zeg dan gelijk dat je wat wil drinken stomme trut. Nu moet ze het weer helemaal gaan halen.”

Desondanks was het in dit geval niet heel erg dat de dictator weer in vorm begon te raken, want tijdens de therapie hebben we het er toch onder andere over gehad hoe ik de dictator minder de ruimte kan geven. Het tegenspreken begon aardig te lukken, maar de afgelopen twee weken leek de dictator wel gas te hebben bijgezet.

De middag
Onderweg naar huis belde mijn vriend op tijdens zijn lunchpauze om te vragen hoe therapie is gegaan. Ik zag namelijk erg tegen de afspraak op en was bang een huilbui te krijgen, aangezien ik al ander halve week elke dag 1 huilbui of meer heb gehad. Nu is huilen bij therapie wel vervelend, maar niet zo heel erg (de dictator vindt van wel), ware het niet dat ik op een gegeven moment ook weer moet kunnen stoppen omdat de volgende cliënt zit te wachten en ik vervolgens met een betraande plofkop over straat moet in het drukke centrum.
Uiteindelijk dus geen huilbui gehad, dat scheelt. Slechts een paar tranen gelaten en redelijk uit mijn woorden kunnen komen op een kleine black-out na.
“Jankerd.”
Bemoei je er niet mee! Zie je? Ik blijf het tegenspreken in ieder geval proberen.
“Wat wil je ervoor? Een medaille?”
Juist. Negeren dan maar.

‘Ik ga maar niet naar school vandaag. Merk dat ik nu alweer erg moe ben en zo in slaap kan vallen. Bovendien ben ik bang dat ik op school een huilbui ga krijgen, dus ik duik zo mijn bed maar weer in’, vertel ik mijn vriend.
‘Snap ik. Doe je goed.’, zegt hij begripvol.
“Lui varken”, oordeelt de dictator.

Terwijl ik inmiddels uitgeteld op bed lag, leek de dictator energie voor tien te hebben. Ik voorzag dat als ik zou gaan proberen te slapen dat óf de dictator me wederom wakker zou houden, óf dat behalve ik, ook de dictator na het middagdutje meer energie zou hebben en mij vannacht wéér wakker zou houden.
Dan maar mezelf wakker en de dictator gedeisd houden; weer gaan gamen.

De avond
Zelfs de dictator lijkt nu toch ook moe te zijn. Niet gek, aangezien hij zelf ook niet heel veel slaap heeft gekregen. Toen ik na het gamen om 00:30 uur weer een poging deed om te gaan slapen, was hij alweer van de partij. Op de momenten dat ik probeer te slapen is hij trouwens ook echt op zijn best. Wellicht is hij nu dan ook zijn energie aan het opsparen om zo direct weer los te gaan.

Tijdens het schrijven is hij natuurlijk ook van de partij geweest. Het heeft niet voor niets 3 uur geduurd voordat het eindelijk af was. Die dictator. Wat zou ik graag van hem af willen. Toch weet ik dat hij ergens ook een waardevolle functie heeft. Jezelf kunnen bekritiseren is op zich een gezonde en wenselijke kwaliteit. Zodra die kritische stem alles behalve mild is, een eigen leven gaat leiden en al een leven lang voor tirannie zorgt, ‘wordt het wel eens tijd dat er een coup gepleegd wordt’, zoals mijn therapeute laatst treffend verwoorde.

Baas in eigen hoofd. De dictator mag dus blijven, al wordt hij dan wel flink gedegradeerd. Moet hij maar lief doen (,zoals Kim Jong-il op het plaatje).

Extra uitleg
Voor wie geen idee heeft waar bovenstaande tekst over gaat, maar bewonderenswaardig genoeg toch bij dit kopje is beland (of gewoon naar beneden heeft gescrold):

Sinds een paar maanden krijg ik individuele schematherapie bij een vrijgevestigde psychotherapeut. Schematherapie is lastig in het kort uit te leggen, dus dat houd je nog te goed. ‘De dictator’ is de naam die ik heb gegeven aan één van de modi, namelijk: ‘de bestraffende ouder’. Het komt erop neer dat ik de ‘bestraffende stem’ van mijn ouders uit mijn jeugd heb geïnternaliseerd en daardoor last heb gekregen van  het schema ‘meedogenloze normen/overmatig kritisch’.
De dictator ben ik dus in feite zelf. Ik hoor dan ook niet echt een stem. Het zijn in feite mijn eigen gedachten en oordelen die mezelf de grond in boren. Op dit punt ben ik me er bewust van dat ik dit doe en wil er graag vanaf, maar het voelt alsof ik er weinig controle over heb en deze gedachten een eigen leven leiden.

Wanneer de dictator wat minder het roer in handen heeft (en de depressie wat is afgenomen), zal ik overigens wat uitgebreider ingaan op het fenomeen schematherapie.

Follow my blog with Bloglovin

“Vrolijk” kerstfeest

Als kind waren de kerstdagen mijn favoriete feestdagen. Samen met mijn moeder het huis versieren en een kerstontbijt maken, kaarsjes aan, buiten overal prachtige verlichting, cadeaus kopen voor elkaar… Nu zijn het voor mij de moeilijkste feestdagen. Onder andere omdat mijn moeder – die kerst net zo leuk vond als ik – er niet meer is. Dit jaar gaat mijn vader op vakantie en heeft mijn vriend nachtdienst met de kerst. Tsja. Wordt het een eenzame kerst?

Kindertijd
Kerst was voor mij als kind inderdaad een feest. Natuurlijk vanwege het uitwisselen van cadeaus, maar ook omdat ik de versiering en lichtjes zo sprookjesachtig en knus vond. Een nadeel was wel dat er rond kerst ook wel irritaties waren tussen mijn ouders. Mijn vader had namelijk niet zo heel veel met de kerst en zat liever thuis dan zich in een pak te hijsen en op bezoek bij familie te moeten gaan. Al helemaal als mijn moeder niet op tijd klaar was met zich klaarmaken.
Wat mijn moeder en ik minder gemeen met elkaar hadden was het Rooms Katholieke geloof. Zij ging op kerstavond en/of kerstochtend graag naar de kerk voor een kerstviering. Ik vond het samen liedjes zingen in de kerk nog wel leuk, maar werd als kind angstig en verdrietig door de gruwelijke schilderijen en beelden van een bloedende Christus waardoor ik toch liever niet ging.
Desondanks heb ik fijne herinneringen aan de kerstdagen van vroeger met het gezin en met de rest van de familie.

Pubertijd
Als tiener vond ik het nog steeds leuk om het huis te versieren. Nu meer naar eigen smaak. Nog steeds kon ik genieten van de kerstlichtjes, maar kreeg wel meer last van de irritaties en grimmige sfeer in het gezin. Ik had immers al last van depressiviteit.
Kerst werd pas echt moeilijk toen mijn moeder ziek werd. Ze ontdekte dat ze een agressieve vorm van huidkanker had dat erg moeilijk te behandelen zou zijn. Sindsdien voelde kerst vieren al gek. We wisten niet hoeveel kerstdagen we nog zouden vieren als ‘incompleet compleet gezin’ (mijn broer was al overleden).
Op de dag van kerstavond 2006 (ik was toen 16 jaar), gisteren bijna 10 jaar geleden besef ik me nu, kregen we te horen dat mijn moeder niet langer dan een jaar te leven zou hebben. De kanker was uitgezaaid in vitale organen… De volgende dag vierden we dus bewust haar laatste kerst en onze laatste kerst samen. Bizar. En het gaf een bepaalde druk; alsof alles leuk en gezellig moest zijn, want een andere kans om kerst te vieren met mijn moeder zouden we niet meer krijgen. Helaas dreef de ziekte van mijn moeder ons nog meer uit elkaar. Mijn moeder leed in haar eentje, terwijl ze mij en mijn vader beschuldigde dat wij te weinig voor haar deden en er te weinig voor haar waren. Tegelijkertijd leed mijn vader in zijn eentje onder de druk van voor zijn vrouw zorgen en voltijd wisseldiensten draaien op zijn werk, terwijl ik in mijn eentje leed onder de druk van mijn moeder helpen, de havo doen en last hebben van een depressie. Wel haalde mijn moeder veel kracht en steun uit haar geloof.

Later
Toen mijn moeder een half jaar later net overleden was, probeerden mijn vader en ik onze band te verbeteren en er de volgende kerst toch samen wat van te maken. Ik weet nog dat we in een restaurant zaten met z’n tweeën op 1e kerstdag en dat mijn vader erg stil was. “Gaat het wel, pap?”
Toen hij opzij keek zag ik tranen in zijn ogen. “Wat is er?”, zei ik geschrokken. “Niets.” Even later in de auto, nog steeds wat van slag vertelde mijn vader het moeilijk te vinden al die gezinnen in het restaurant te zien. “Wij zijn geen gezin meer.”
“We vormen nu met z’n tweeën een gezin toch?”, vroeg ik voorzichtig. “Ja, dat klopt inderdaad. Maar we waren met meer”, zei hij verdrietig. Zo kende ik mijn vader niet. Hij sprak nooit z’n gevoel uit, laat staan dat hij het liet zien. Hij moest het echt moeilijk hebben. Ook hij kon niet meer genieten van kerst.
De jaren daarna bleef het moeilijk. We bleven op zoek gaan naar een  manier om kerst te kunnen vieren zonder al te verdrietig en somber te zijn. Ook mijn vader was inmiddels gediagnosticeerd met een depressie.
We gingen nog wel eens op bezoek naar overige familie, maar merkten dat de druk van ‘gezellig moeten doen’ ook niet hielp. We konden daar moeilijk depressief gaan zitten zijn, toch?

Naarmate de tijd verstreek werd kerst langzaam aan steeds wat draaglijker als ik voor mezelf spreek. Al bleef het wel belangrijk wat te plannen met de feestdagen. Zo heb ik ooit een hele pakjesavond huilend doorgebracht in mijn studentenkamer, in een stad waar ik niemand in de buurt kende. Ik voelde me eenzaam realiseerde ik me toen. Het hielp ook niet dat ik faalangst heb op sociaal gebied en daardoor sociaal contact vermijd, terwijl ik het tegelijkertijd eigenlijk graag zou willen. Ik ben wat ingewikkeld op die manier…
Hoe dan ook, de feestdagen zijn ook altijd wel onderwerp van gesprek geweest in therapie. Ik was niet de enige volgens mijn therapeut. “Er worden niet voor niets zoveel films gemaakt over de feestdagen”, zei ze dan.
“Ze staan bekend om dagen van stress en ruzie met familieleden. Ook heerst er dan een soort druk dat het allemaal maar ‘gezellig’ moet zijn. Voor mensen die dierbaren verloren hebben zijn het al helemaal geen feestdagen. Het is op zich normaal dat men dan wat somberder is omdat er dierbaren worden gemist, maar dit kan ook te maken hebben met een depressie. Probeer in ieder geval toch wat te plannen.”
Soms werd ik met de kerstdagen uitgenodigd om bij vriendinnen en hun familie kerst te vieren. Ontzettend lief vond ik dat, maar heb dit nooit gedaan omdat ik van tevoren al verdrietig werd van het idee om kerst te vieren met een gezin dat niet de mijne is, waar ik eigenlijk niet bij hoor.

Vorig jaar was mijn minst eenzame kerst sinds tijden. Ik vierde voor het eerst kerst met mijn vriend waarmee ik toen al bijna een jaar een relatie had, zijn zusjes en zijn (stief-)ouders. Dit was erg nieuw en spannend voor me, aangezien ik voor mijn 23e nog nooit een relatie had gehad. We hadden cadeaus voor elkaar gekocht die we uitwisselden en hadden uiteindelijk een lekker kerstdiner en een gezellige avond!
Ondanks dat eten tijdens de feestdagen voor mij trouwens ook een issue is vanwege de eetstoornis, kon ik er van genieten (en later die week al niet te veel compenseren). Ook ontroerde het me. Ik werd aan tafel emotioneel omdat ik zo voelde wat ik gemist had al die jaren. Ook zag ik hoe een hecht gezin eruit zag en met elkaar om ging en zei mijn schoonmoeder nota bene letterlijk dat zij mij al als één van de kinderen beschouwt. Gelukkig merkte niemand de tranen in mijn ogen, behalve mijn vriend die mij een knipoog en een liefdevol kneepje in mijn arm gaf. Ik kon me weer vermannen en vooral proberen te genieten.

Vandaag
Vandaag is het eerste kerstdag 2015. Terwijl ik dit typ al 11 minuten lang.
Hoe ik dit jaar mijn kerst vier? Deels alleen. Typend. Aan toetsingsverslag en onderzoek van mijn minor. Blogs. DVD’s kijken. Netflix. Twitter. Facebook. Hoezo sociale media maakt eenzaam?

Mijn vriend moet als leerling psychiatrisch verpleegkundige in een psychiatrisch ziekenhuis vanaf vannacht 5 nachtdiensten draaien. Dat betekent dat ik hem in de ochtend kort zie als hij thuis komt en ik wakker word, en rond etenstijd wanneer hij weer wakker wordt. We leven tijdens zijn nachtdiensten letterlijk en figuurlijk langs elkaar heen.
Daarom heb ik in ieder geval geregeld dat we de kerst kunnen doorbrengen in mijn vaders huis die met de kerstdagen op vakantie is (doet hij goed!). Dan hoef ik in ieder geval niet in de kleine studentenkamer stilletjes in het donker te zitten met kerst, maar kan ik in de woonkamer vrij bewegen terwijl hij een verdieping hoger in mijn oude slaapkamer rustig kan slapen. Ook hebben we samen eten in huis gehaald voor een mini kerstdiner, voordat hij weer naar zijn werk vertrekt.
Als alles goed loopt, redden we het ook nog om de Doctor Who Christmas Special samen te kijken. (Dokter Wie? Een bekende Britse sci-fi serie. Ja sorry, ik ben een nerd. En hij gelukkig ook.)

Het is niet ideaal, maar het moet te doen zijn deze dagen. Ik probeer er in ieder geval nog wat van te maken en niet al te veel na te denken. Bovendien kan het natuurlijk altijd erger (ik denk o.a. aan arme vluchtelingen) en heb het zelf immers ook erger dan nu gehad rond de kerst. Ik mag zeker niet klagen, maar kerst met een depressie en het gemis van dierbaren blijft lastig. Ik ben gisteren overigens begonnen met antidepressiva en hoop daardoor binnenkort de depressieve gevoelens wat beter te kunnen handelen dan nu…

Hoe vieren jullie de feestdagen? En waar lopen jullie tegenaan met de feestdagen? Of juist niet?